Wat zijn de rekenregels van logaritmes?

Wat zijn de rekenregels van logaritmes?

WiskundeWiskunde
Wiskunde AWiskunde A
Wiskunde BWiskunde B

Wat zijn de rekenregels van logaritmes?

Wat zijn de rekenregels van logaritmes en hoe pas je ze toe?

Antwoord van Ainstein

De rekenregels van logaritmes zijn essentieel voor het vereenvoudigen van uitdrukkingen en het oplossen van vergelijkingen. Hier zijn de belangrijkste regels:

  1. Somregel: glog(A)+glog(B)=glog(AB)^\text{g}\log(A) + ^\text{g}\log(B) = ^\text{g}\log(A \cdot B)

    • Deze regel stelt dat de som van twee logaritmes met hetzelfde grondtal gelijk is aan de logaritme van het product van de getallen.
    • Voorbeeld: 2log(4)+2log(8)=2log(48)=2log(32)=5^2\log(4) + ^2\log(8) = ^2\log(4 \cdot 8) = ^2\log(32) = 5. (Want 25=322^5 = 32)
  2. Verschilregel: glog(A)glog(B)=glog(AB)^\text{g}\log(A) - ^\text{g}\log(B) = ^\text{g}\log(\frac{A}{B})

    • Het verschil van twee logaritmes met hetzelfde grondtal is gelijk aan de logaritme van het quotiënt van de getallen.
    • Voorbeeld: 3log(27)3log(3)=3log(273)=3log(9)=2^3\log(27) - ^3\log(3) = ^3\log(\frac{27}{3}) = ^3\log(9) = 2. (Want 32=93^2 = 9)
  3. Machtsregel: Pglog(A)=glog(AP)P \cdot ^\text{g}\log(A) = ^\text{g}\log(A^P)

    • Een factor voor een logaritme kan als exponent van het getal in de logaritme worden geplaatst.
    • Voorbeeld: 25log(25)=5log(252)=5log(625)=42 \cdot ^5\log(25) = ^5\log(25^2) = ^5\log(625) = 4. (Want 54=6255^4 = 625)
  4. Grondtalverandering: glog(A)=plog(A)plog(g)^\text{g}\log(A) = \frac{^\text{p}\log(A)}{^\text{p}\log(g)}

    • Deze regel maakt het mogelijk om een logaritme met grondtal gg om te zetten naar een logaritme met een ander grondtal pp. Dit is handig als je bijvoorbeeld een rekenmachine gebruikt die alleen de 10log10\log of de natuurlijke logaritme (ln\ln) heeft.
    • Voorbeeld: Om 2log(16)^2\log(16) te berekenen met een rekenmachine die alleen 10log10\log heeft: 2log(16)=log(16)log(2)=1,2040,3014^2\log(16) = \frac{\log(16)}{\log(2)} = \frac{1,204}{0,301} \approx 4.
  5. Inverse relatie:

    • gglog(A)=Ag^{^\text{g}\log(A)} = A
      • De exponentiële functie en de logaritmische functie zijn elkaars inverse.
      • Voorbeeld: 77log(49)=497^{^7\log(49)} = 49.
    • glog(gA)=A^\text{g}\log(g^A) = A
      • De gg-logaritme van gg tot de macht AA is gelijk aan AA.
      • Voorbeeld: 5log(53)=3^5\log(5^3) = 3.
  6. Speciale gevallen:

    • Als er geen grondtal bij de logaritme staat (bijvoorbeeld log(x)\log(x)), dan is dit standaard de 10log10\log.
    • alog(1)=0^\text{a}\log(1) = 0, omdat elk getal aa tot de macht 0 gelijk is aan 1.
    • alog(a)=1^\text{a}\log(a) = 1, omdat aa tot de macht 1 gelijk is aan aa.

Deze regels zijn de basis voor het werken met logaritmes en het oplossen van logaritmische vergelijkingen.

Wil je betere cijfers halen?
  • Extra uitleg en oefenen voor elk boek op school
  • Stel vragen en krijg direct antwoord
  • Video's, samenvattingen, oefenen, AI-tutor, woordjes leren en examentraining