Wanneer en hoe gebruik je logaritmen in natuurkunde?

Wanneer en hoe gebruik je logaritmen in natuurkunde?

NaSkNaSk
NaSk2NaSk2
NatuurkundeNatuurkunde
Wiskunde AWiskunde A
Wiskunde BWiskunde B

Wanneer en hoe gebruik je logaritmen in natuurkunde?

Ik ben bezig met natuurkunde, specifiek over radioactiviteit, en ik snap niet goed wanneer en hoe ik logaritmen moet gebruiken. Ik heb gezien dat ik logaritmen moet gebruiken bij de formule voor intensiteit, I=I0(1/2)d/d1/2I = I_0(1/2)^{d/d_{1/2}}, om de dikte (dd) te berekenen. Ik vraag me af waarom de uitkomst van zo'n berekening dan in centimeters (cm) is. Aan de andere kant, bij de formule voor het aantal deeltjes (NN) gebruik ik geen logaritmen, terwijl ik wel verwacht dat ik die zou moeten gebruiken als ik bijvoorbeeld de tijd wil berekenen. Kunnen jullie uitleggen wanneer ik logaritmen precies moet toepassen in dit soort formules en hoe ik ze dan stap voor stap gebruik?

Antwoord van Ainstein

Logaritmen gebruik je in de natuurkunde, vooral bij radioactiviteit, wanneer de variabele die je wilt berekenen in de exponent van een formule staat. Een logaritme is de omgekeerde bewerking van een macht en beantwoordt de vraag: "Tot welke macht moet ik het grondtal verheffen om een bepaald getal te krijgen?"

Wanneer gebruik je logaritmen?

  • Bij de intensiteitsformule (I=I0(1/2)d/d1/2I = I_0(1/2)^{d/d_{1/2}}): Hierin is II de doorgelaten intensiteit, I0I_0 de beginintensiteit, dd de dikte van het materiaal en d1/2d_{1/2} de halveringsdikte. Als je de dikte dd wilt berekenen, staat deze in de exponent. Om dd uit de exponent te halen, gebruik je logaritmen.
  • Bij het aantal deeltjes (NN): De letter NN staat voor het aantal radioactieve deeltjes op een bepaald moment. Als je de tijd wilt berekenen die nodig is om tot een bepaald aantal deeltjes te komen (bijvoorbeeld via een formule als N=N0(1/2)t/t1/2N = N_0 \cdot (1/2)^{t/t_{1/2}} waarbij tt de tijd is en t1/2t_{1/2} de halveringstijd), dan staat de tijd tt in de exponent. Ook hier gebruik je logaritmen om tt te vinden. Als je echter direct het aantal deeltjes NN wilt berekenen na een bepaalde tijd, dan hoef je geen logaritmen te gebruiken.

Hoe gebruik je logaritmen? Stel je hebt een vergelijking van de vorm ax=ba^x = b. Om xx te vinden, gebruik je de logaritme: x=loga(b)x = \log_a(b). Dit betekent dat xx de macht is waartoe je aa moet verheffen om bb te krijgen.

Laten we dit toepassen op de intensiteitsformule I=I0(1/2)d/d1/2I = I_0(1/2)^{d/d_{1/2}} om de dikte dd te berekenen:

  1. Deel door I0I_0: I/I0=(1/2)d/d1/2I/I_0 = (1/2)^{d/d_{1/2}}
  2. Neem de logaritme van beide kanten: Je kunt elke logaritme gebruiken (bijvoorbeeld log10\log_{10} of ln\ln). Laten we log10\log_{10} gebruiken: log10(I/I0)=log10((1/2)d/d1/2)\log_{10}(I/I_0) = \log_{10}((1/2)^{d/d_{1/2}})
  3. Gebruik de logaritme-regel log(ab)=blog(a)\log(a^b) = b \cdot \log(a): log10(I/I0)=(d/d1/2)log10(1/2)\log_{10}(I/I_0) = (d/d_{1/2}) \cdot \log_{10}(1/2)
  4. Los op voor dd: d=d1/2log10(I/I0)log10(1/2)d = d_{1/2} \cdot \frac{\log_{10}(I/I_0)}{\log_{10}(1/2)}

Voorbeeld: Stel, de beginintensiteit I0I_0 is 100 W/m2100 \text{ W/m}^2, de doorgelaten intensiteit II is 25 W/m225 \text{ W/m}^2, en de halveringsdikte d1/2d_{1/2} van het materiaal is 2 cm2 \text{ cm}. We willen de dikte dd van het materiaal berekenen.

  1. I/I0=25/100=0,25I/I_0 = 25/100 = 0,25
  2. log10(0,25)=(d/2)log10(0,5)\log_{10}(0,25) = (d/2) \cdot \log_{10}(0,5)
  3. 0,602=(d/2)(0,301)-0,602 = (d/2) \cdot (-0,301)
  4. d=20,6020,301=22=4 cmd = 2 \cdot \frac{-0,602}{-0,301} = 2 \cdot 2 = 4 \text{ cm}

Waarom de uitkomst in centimeters (cm) is: De eenheid van de berekende dikte dd hangt af van de eenheid die je gebruikt voor de halveringsdikte d1/2d_{1/2}. Als je d1/2d_{1/2} in centimeters invult, zal de uitkomst voor dd ook in centimeters zijn. Als je d1/2d_{1/2} in meters invult, zal dd in meters zijn. In het voorbeeld hierboven is d1/2d_{1/2} in cm gegeven, dus is de uitkomst voor dd ook in cm.

Verschil tussen NN en activiteit AA: De letter NN staat voor het aantal deeltjes op een bepaald moment. Het is dus een telbaar aantal en heeft geen specifieke eenheid zoals 'per seconde'. De activiteit (AA) is wel het aantal deeltjes dat per seconde vervalt. De eenheid hiervan is Becquerel (Bq), wat gelijk is aan 11 verval per seconde.

Wil je betere cijfers halen?
  • Extra uitleg en oefenen voor elk boek op school
  • Stel vragen en krijg direct antwoord
  • Video’s, samenvattingen, oefenen, AI-tutor, woordjes leren en examentraining