- Voortgezette assimilatie
- Het proces waarbij organismen voedingsstoffen omzetten in lichaamseigen stoffen.
- Autotrofe organismen
- Organismen die zelf hun voedingsstoffen kunnen maken, meestal door fotosynthese.
- Glucose
- Een eenvoudige suiker die als brandstof en bouwstof dient.
- Monosaccharide
- Enkelvoudige suikers met vijf of zes koolstofatomen.
- Disaccharide
- Tweevoudige suikers, zoals sucrose en lactose.
- Polymerisatie
- Het proces waarbij kleinere moleculen worden samengevoegd tot grotere moleculen.
- Zetmeel
- Een polysaccharide dat als energieopslag dient in planten.
- Cellulose
- Een polysaccharide die de celwand van planten vormt en niet door mensen verteerd kan worden.
- Eiwitten
- Grote moleculen opgebouwd uit aminozuren, ook wel proteïnen genoemd.
- Aminozuren
- De bouwstenen van eiwitten.
- Essentiële aminozuren
- Aminozuren die niet door het lichaam zelf kunnen worden gemaakt en via voeding moeten worden verkregen.
- Vetten
- Moleculen opgebouwd uit glycerol en vetzuren, dienen als energieopslag en isolatie.
- Verzadigde vetten
- Vetten zonder dubbele bindingen tussen koolstofatomen, meestal vast bij kamertemperatuur.
- Onverzadigde vetten
- Vetten met een of meer dubbele bindingen, meestal vloeibaar bij kamertemperatuur.
- Fosfolipide
- Een type vet dat een belangrijk onderdeel van celmembranen vormt.