Wat zijn de verschillende werkwoordsvormen in het Nederlands?

Wat zijn de verschillende werkwoordsvormen in het Nederlands?

NederlandsNederlands

Wat zijn de verschillende werkwoordsvormen in het Nederlands?

Wat zijn de verschillende werkwoordsvormen in het Nederlands?

Antwoord van Ainstein

In het Nederlands kennen we verschillende werkwoordsvormen, die elk een specifieke functie hebben en aangeven wanneer iets gebeurt, wie het doet, of hoe de handeling wordt uitgedrukt. Hieronder vind je de belangrijkste vormen:

1. Infinitief (Het hele werkwoord)

De infinitief is de basisvorm van een werkwoord, zoals je die in het woordenboek vindt. Deze vorm eindigt meestal op '-en' of soms op '-n'.

  • Voorbeelden: lopen, werken, gaan, doen.
    • In een zin: "Ik wil graag lopen."

2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd geeft aan dat de handeling nu plaatsvindt en wie de handeling uitvoert (ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij).

  • Voorbeelden:
    • Ik loop (van lopen)
    • Jij werkt (van werken)
    • Wij gaan (van gaan)
    • Zij doen (van doen)
    • In een zin: "De zon schijnt vandaag."

3. Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

De persoonsvorm in de verleden tijd geeft aan dat de handeling in het verleden heeft plaatsgevonden en wie de handeling uitvoerde.

  • Voorbeelden:
    • Ik liep (van lopen)
    • Jij werkte (van werken)
    • Wij gingen (van gaan)
    • Zij deden (van doen)
    • In een zin: "Gisteren regende het de hele dag."

4. Gebiedende wijs

De gebiedende wijs wordt gebruikt om een bevel, verzoek of advies uit te drukken. In het Nederlands is dit vaak de stam van het werkwoord (de 'ik'-vorm in de tegenwoordige tijd).

  • Voorbeelden:
    • Loop! (Loop naar de winkel!)
    • Werk! (Werk hard aan je huiswerk!)
    • Ga! (Ga zitten!)
    • In een zin: "Eet je bord leeg!"

5. Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord wordt gebruikt om voltooide tijden te vormen (samen met een hulpwerkwoord zoals 'hebben' of 'zijn') of als bijvoeglijk naamwoord. Het begint vaak met 'ge-', 'ver-', 'be-', 'ont-', 'her-' en eindigt op '-d', '-t' of '-en'.

  • Voorbeelden:
    • gelopen (Ik heb gelopen.)
    • gewerkt (Hij heeft gewerkt.)
    • gegaan (Zij is gegaan.)
    • gedaan (Wij hebben het gedaan.)
    • Als bijvoeglijk naamwoord: Het gebroken glas (van breken), de gelezen boeken (van lezen).
    • In een zin: "De gebakken aardappelen waren heerlijk."

6. Onvoltooid deelwoord

Het onvoltooid deelwoord eindigt altijd op '-end' of '-ende'. Het drukt een gelijktijdige of voortdurende handeling uit en kan ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.

  • Voorbeelden:
    • lopend (De lopende man)
    • werkend (Hij zit werkend achter zijn bureau.)
    • gaande (De gaande discussie)
    • doende (Hij is doende met zijn project.)
    • Als bijvoeglijk naamwoord: Een zingende vogel (van zingen), de stromende regen (van stromen).
    • In een zin: "De rennende kinderen speelden in het park."

Deze verschillende werkwoordsvormen helpen je om precies aan te geven wat er gebeurt, wanneer het gebeurt en hoe het zich verhoudt tot andere delen van de zin.

Wil je betere cijfers halen?
  • Extra uitleg en oefenen voor elk boek op school
  • Stel vragen en krijg direct antwoord
  • Video’s, samenvattingen, oefenen, AI-tutor, woordjes leren en examentraining

Gerelateerde vragen