Hoe bereken je de liquide middelen van een bedrijf?

Om de liquide middelen (het uitgegeven bedrag) van een bedrijf in een specifieke maand te berekenen, kijk je alleen naar de kosten die daadwerkelijk in die maand worden betaald.

In het gegeven voorbeeld bestaat de kostprijs per product uit:

• Loon: €3 per product
• Grondstof: €5 per product
• Afschrijvingskosten: €2 per product
• Totale kostprijs: €10 per product

De afzet in die maand is 2000 producten. Er wordt vermeld dat de loon- en grondstofkosten proportioneel variabel zijn en in diezelfde maand worden betaald. Dit betekent dat deze kosten direct gerelateerd zijn aan de productie en direct worden uitgegeven.

De afschrijvingskosten zijn echter geen uitgave die in die specifieke maand plaatsvindt. Afschrijvingen zijn kosten die de waardevermindering van activa (zoals machines) over een langere periode weergeven en worden niet direct als contant geld uitgegeven in de maand van productie.

Daarom bereken je de liquide middelen door alleen de loon- en grondstofkosten per product mee te nemen: Loonkosten per product + Grondstofkosten per product = €3 + €5 = €8 per product.

Vervolgens vermenigvuldig je dit bedrag met de afzet van die maand: Liquide middelen = (€3 + €5) × 2000 producten = €8 × 2000 = €16.000.

Het uitgegeven bedrag (liquide middelen) voor die maand is dus €16.000.