- Overheid
- Een organisatie die verantwoordelijk is voor het bestuur en de regelgeving van een land of regio.
- Begroting
- Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van een organisatie, zoals de overheid.
- Begrotingstekort
- Het verschil wanneer de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten.
- Begrotingsoverschot
- Het verschil wanneer de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven.
- Staatsschuld
- De totale hoeveelheid geld die de overheid verschuldigd is aan crediteuren.
- Collectieve sector
- De overheid en alle sociale zekerheidsinstellingen die erbij horen.
- Rijksbegroting
- Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid.
- Prinsjesdag
- De dag waarop de Nederlandse regering de plannen voor het komende jaar presenteert.
- Miljoenennota
- Een toelichting op de rijksbegroting.
- Sociale premies
- Premies waarmee sociale verzekeringen worden betaald.
- Directe belastingen
- Belastingen over winst, inkomen en vermogen.
- Indirecte belastingen
- Belastingen zoals btw en accijnzen die indirect worden geheven.
- Aardgasbaten
- Inkomsten uit de winning van aardgas.
- Staatsdeelnemingen
- Aandelen van de overheid in bedrijven.
- Publieke schuld
- De schuld van de overheid.
- Private schuld
- De schuld van bedrijven en huishoudens.
- Stabiliteits- en groeipact
- Een verdrag tussen EU-landen om de stabiliteit van de euro te garanderen.
- BBP
- Bruto Binnenlands Product, het totaal van de productie van een land.
- Begrotingsbeleid
- Beleid om via de inkomsten en uitgaven van de rijksbegroting invloed te hebben op de economie.