Wanneer gebruik je 'has got' en 'have got'?

De uitdrukkingen 'has got' en 'have got' worden in het Engels gebruikt om bezit of het bestaan van iets aan te geven, vergelijkbaar met 'to have'. Het verschil zit in het onderwerp van de zin:

1. 'Has got' gebruik je bij enkelvoudige onderwerpen in de derde persoon:

   • Dit zijn 'he' (hij), 'she' (zij) en 'it' (het). Je kunt dit onthouden als het 'SHIT-rijtje'.
   • Voorbeelden:
     • He has got a big dog. (Hij heeft een grote hond.)
     • She has got a beautiful voice. (Zij heeft een mooie stem.)
     • It has got a broken leg. (Het heeft een gebroken poot.)
     • Has Sarah got her new bike yet? (Heeft Sarah haar nieuwe fiets al?) (Hier is 'Sarah' gelijk aan 'she').

2. 'Have got' gebruik je bij alle andere onderwerpen:

   • Dit zijn 'I' (ik), 'you' (jij/u/jullie), 'we' (wij) en 'they' (zij).
   • Voorbeelden:
     • I have got a lot of homework. (Ik heb veel huiswerk.)
     • You have got a new phone. (Jij hebt een nieuwe telefoon.)
     • We have got a test tomorrow. (Wij hebben morgen een toets.)
     • They have got a new car. (Zij hebben een nieuwe auto.)
     • My parents have got a new car. (Mijn ouders hebben een nieuwe auto.) (Hier is 'My parents' gelijk aan 'they').

Ontkennende zinnen maken met 'have got' en 'has got': Om een ontkennende zin te maken, plaats je 'not' direct achter 'have' of 'has'. De volgorde is dan: onderwerp + have/has + not + got.

• Voorbeelden:
  • They have not got any money. (Ze hebben geen geld.)
  • She has not got a pen. (Zij heeft geen pen.)
• Je kunt ook afkortingen gebruiken: 'haven't got' en 'hasn't got'.
  • They haven't got any money.
  • She hasn't got a pen.

Vragende zinnen maken met 'have got' en 'has got': Om een vragende zin te maken, zet je 'have' of 'has' vooraan in de zin. De volgorde is dan: Have/Has + onderwerp + got?

• Voorbeelden:
  • Have you got a brother? (Heb jij een broer?)
  • Has he got a new phone? (Heeft hij een nieuwe telefoon?)
  • Has your brother got a pet? (Heeft jouw broer een huisdier?)