Wat is het verschil tussen de Past Simple en Present Perfect?

De Past Simple gebruik je voor acties die in het verleden zijn begonnen en geëindigd, zonder direct verband met het heden. Vaak zie je tijdsaanduidingen zoals 'yesterday', 'last week' of een specifieke datum. De Present Perfect gebruik je voor acties die in het verleden zijn begonnen en nog steeds doorgaan, of die in het verleden zijn gebeurd maar waarvan het resultaat nog steeds relevant is in het heden. Hierbij zie je vaak woorden als 'yet', 'already', 'ever', 'never', 'for' (met een tijdsduur) of 'since' (met een startpunt).

Voorbeelden:

• Past Simple: "I visited my grandparents last weekend." (De actie is afgelopen en heeft geen direct verband meer met nu.)
• Present Perfect: "She has not finished her homework yet." (De actie is in het verleden begonnen en is nog niet afgerond, dus het resultaat is nog relevant.)
• Past Simple: "He played football yesterday afternoon." (De actie is gisteren begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "My sister has traveled to Paris many times." (De actie is in het verleden begonnen en kan in de toekomst nog steeds gebeuren, of het resultaat is een ervaring die ze nu heeft.)
• Past Simple: "They went to the beach last summer." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "I have read three books this week." (De actie is in het verleden begonnen en de periode 'this week' is nog niet voorbij, dus de actie kan nog doorgaan of het resultaat is recent.)
• Past Simple: "She bought a new car last month." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "I have never eaten sushi before." (De actie is in het verleden begonnen en het resultaat is een ervaring die je tot nu toe niet hebt gehad.)
• Past Simple: "They finished their project an hour ago." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "Have you ever been to London?" (De actie is in het verleden begonnen en het resultaat is een ervaring die je tot nu toe wel of niet hebt gehad.)
• Past Simple: "We didn't watch TV yesterday evening." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "How long have you known your best friend?" (De actie is in het verleden begonnen en duurt voort tot in het heden.)
• Past Simple: "My parents visited us last Christmas." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "I have just finished my dinner." (De actie is net in het verleden geëindigd en het resultaat is nog zeer recent en relevant.)
• Past Simple: "She started her new job two weeks ago." (De actie is in het verleden begonnen en geëindigd.)
• Present Perfect: "They haven't traveled abroad since 2019." (De actie is in het verleden begonnen en duurt voort tot in het heden.)