- DNA
- Dubbele helix van nucleotiden die genetische informatie bevat
- RNA
- Enkele keten van nucleotiden, gebruikt voor eiwitsynthese
- Transcriptie
- Proces waarbij DNA wordt omgezet in mRNA
- Translatie
- Proces waarbij mRNA wordt omgezet in eiwitten
- Ribosoom
- Eiwitfabriekje in de cel waar translatie plaatsvindt
- mRNA
- Messenger RNA, brengt genetische informatie van DNA naar ribosomen
- tRNA
- Transfer RNA, helpt bij de omzetting van mRNA naar eiwitten
- Codon
- Drie opeenvolgende nucleotiden in mRNA die een aminozuur specificeren
- Genetische code
- Tabel die de relatie tussen codons en aminozuren beschrijft
- Adenine (A)
- Base die in DNA met thymine (T) en in RNA met uracil (U) paart
- Thymine (T)
- Base die in DNA met adenine (A) paart
- Uracil (U)
- Base die in RNA met adenine (A) paart
- Cytosine (C)
- Base die met guanine (G) paart
- Guanine (G)
- Base die met cytosine (C) paart