- Voortplantingsorganen
- Organen betrokken bij de voortplanting, zoals de teelballen en eierstokken.
- Voortplantingscellen
- Cellen betrokken bij de voortplanting, zoals spermacellen en eicellen.
- Meiose
- Celdeling waarbij het aantal chromosomen wordt gehalveerd, essentieel voor de productie van geslachtscellen.
- Eicel
- Grote vrouwelijke voortplantingscel.
- Zaadcel
- Kleine mannelijke voortplantingscel.
- Teelballen
- Organen waar de productie van spermacellen plaatsvindt.
- Bijballen
- Opslagplaats voor geproduceerde spermacellen.
- Zaadleider
- Kanaal waardoor spermacellen naar buiten worden geleid.
- Zaadblaasjes
- Produceren zaadblaasjesvocht dat fructose bevat.
- Prostaat
- Produceert prostaatvocht dat een basische omgeving creëert voor spermacellen.
- Sperma
- Mengsel van spermacellen, zaadblaasjesvocht en prostaatvocht.
- Baarmoeder
- Orgaan waar een bevruchte eicel zich kan ontwikkelen tot een embryo.
- Eierstok
- Orgaan waar eicellen rijpen en worden vrijgegeven.
- Eileider
- Kanaal waarlangs een eicel naar de baarmoeder reist.
- Bevruchting
- Proces waarbij een zaadcel en een eicel versmelten.
- Zygote
- Bevruchte eicel die zich kan ontwikkelen tot een embryo.
- Eeneiige tweeling
- Twee genetisch identieke individuen ontstaan uit één zygote.
- Twee-eiige tweeling
- Twee genetisch verschillende individuen ontstaan uit twee afzonderlijke zygoten.