- DNA
- Desoxyribonucleïnezuur, een molecuul dat genetische informatie draagt
- Prokaryoten
- Organismen zonder celkern, zoals bacteriën
- Eukaryoten
- Organismen met een celkern, zoals planten en dieren
- Plasmiden
- Kleine, circulaire DNA-moleculen in cellen, vaak in bacteriën
- Chloroplasten
- Organellen in planten die fotosynthese uitvoeren
- Mitochondria
- Organellen die energie produceren in de cel, bevatten eigen DNA
- Genoom
- Het totale DNA in een organisme
- Nucleotide
- Bouwsteen van DNA, bestaande uit een suiker, fosfaatgroep en stikstofbase
- Stikstofbasen
- De basen A, T, C, G die paren vormen in DNA
- Covalente binding
- Sterke chemische binding tussen atomen in een molecuul
- Waterstofbrug
- Zwakke binding tussen basenparen in DNA
- Chromosomen
- Structuren die DNA bevatten, zichtbaar tijdens celdeling
- DNA-sequencing
- Techniek om de volgorde van nucleotiden in DNA te bepalen
- Gen
- Een segment van DNA dat codeert voor een eiwit
- Niet-coderend DNA
- DNA dat niet codeert voor eiwitten, maar gebruikt wordt voor DNA-profielen
- DNA-profiel
- Unieke identificatie van een individu op basis van DNA
- Mitochondriaal DNA
- DNA dat wordt overgeërfd van de moeder, aanwezig in mitochondria