Wanneer gebruik je 'do' in vragende zinnen in het Engels?

Het hulpwerkwoord 'do' (en zijn vormen 'does' en 'did') gebruik je in het Engels om vragende zinnen te maken in de Simple Present (onvoltooid tegenwoordige tijd) en de Simple Past (onvoltooid verleden tijd). Dit doe je wanneer het hoofdwerkwoord in de zin geen vorm van 'to be' is (zoals 'am', 'is', 'are', 'was', 'were') en ook geen modaal werkwoord (zoals 'can', 'will', 'must', 'should').

Wanneer gebruik je 'do', 'does' of 'did'?

1. Simple Present (Onvoltooid Tegenwoordige Tijd):

   • Gebruik 'do' voor onderwerpen als 'I', 'you', 'we', 'they' en meervouden.
   • Gebruik 'does' voor onderwerpen als 'he', 'she', 'it' en enkelvouden (derde persoon enkelvoud).
   • Structuur: Do/Does + onderwerp + basisvorm van het hoofdwerkwoord
   • Voorbeelden:
     • "Do you like pizza?" (Houd jij van pizza?)
     • "Do they live in Amsterdam?" (Wonen zij in Amsterdam?)
     • "Does he play football?" (Speelt hij voetbal?)
     • "Does your sister study hard?" (Studeert jouw zus hard?)

2. Simple Past (Onvoltooid Verleden Tijd):

   • Gebruik 'did' voor alle onderwerpen (I, you, he, she, it, we, they, enkelvouden, meervouden).
   • Structuur: Did + onderwerp + basisvorm van het hoofdwerkwoord
   • Voorbeelden:
     • "Did you go to the party yesterday?" (Ben jij gisteren naar het feest gegaan?)
     • "Did she finish her homework?" (Heeft zij haar huiswerk afgemaakt?)
     • "Did they see the movie?" (Hebben zij de film gezien?)

Belangrijke punten:

• Het hoofdwerkwoord staat altijd in de basisvorm (hele werkwoord zonder 'to') wanneer je 'do', 'does' of 'did' gebruikt in een vragende zin.
• Uitzonderingen:
  • Werkwoord 'to be': Gebruik 'to be' zelf om vragende zinnen te maken.
    • Fout: "Do you be happy?"
    • Goed: "Are you happy?" (Ben je blij?)
    • Fout: "Did he be there?"
    • Goed: "Was he there?" (Was hij daar?)
  • Modale werkwoorden: Gebruik modale werkwoorden zelf om vragende zinnen te maken.
    • Fout: "Do you can swim?"
    • Goed: "Can you swim?" (Kun jij zwemmen?)
    • Fout: "Do I must go?"
    • Goed: "Must I go?" (Moet ik gaan?)

Door deze regels te volgen, kun je correct vragende zinnen vormen met 'do', 'does' en 'did' in het Engels.