- Ioniserende straling
- Straling met hoge energie die atomen kan ioniseren door elektronen weg te slaan
- Isotopen
- Atomen met hetzelfde aantal protonen maar een verschillend aantal neutronen
- Massagetal (A)
- De som van het aantal protonen (Z) en neutronen (N) in een atoomkern
- Atoomnummer (Z)
- Het aantal protonen in de kern van een atoom
- Radioactiviteit
- Het verschijnsel waarbij instabiele atoomkernen straling uitzenden
- Alfastraling
- Straling bestaande uit heliumkernen (twee protonen en twee neutronen)
- Betastraling
- Straling bestaande uit elektronen of positronen
- Gammastraling
- Elektromagnetische straling met een hoge energie en een klein ioniserend vermogen
- Röntgenstraling
- Elektromagnetische straling met een groot doordringend vermogen
- Halveringstijd
- De tijd die nodig is voor de helft van een radioactieve stof om te vervallen
- Vervalreactie
- Een proces waarbij een instabiele atoomkern straling uitzendt en verandert in een andere kern
- Kernstraling
- Straling die afkomstig is uit de kern van een atoom
- Emissie
- Het uitzenden van straling door een voorwerp
- Transmissie
- Het doorgaan van straling door een voorwerp
- Reflectie
- Het terugkaatsen van straling door een voorwerp
- Absorptie
- Het opnemen van straling door een voorwerp