- Economische kringloop
- De cyclus van geld- en goederenstromen door de economie.
- Micro-economie
- De studie van economische beslissingen op individueel of bedrijfsniveau.
- Macro-economie
- De studie van economische systemen op nationaal of mondiaal niveau.
- BWP
- Bruto Binnenlands Product, de totale productie van goederen en diensten in een land.
- Reële kringloop
- De goederenstroom die door de economie stroomt.
- Monetaire kringloop
- De geldstromen in een economie tussen verschillende sectoren.
- Gezinnen
- Huishoudens die consumeren en inkomen ontvangen.
- Bedrijven
- Productieorganen die goederen en diensten produceren.
- Overheid
- De instantie die diensten produceert en belastingen int.
- Buitenland
- Externe economieën waarmee handel wordt gedreven.
- Financiële instellingen
- Banken die investeringen en leningen faciliteren.
- Inkomen (I)
- Het totale inkomen van gezinnen.
- Consumptie (C)
- Uitgaven van gezinnen aan goederen en diensten.
- Belasting (B)
- Geldstromen van gezinnen en bedrijven naar de overheid.
- Sparen (S)
- Geldstromen van gezinnen naar financiële instellingen.
- Investeringen (I)
- Geldstromen van financiële instellingen naar bedrijven.
- Export (E)
- Geldstromen van buitenland naar bedrijven.
- Import (M)
- Geldstromen van bedrijven naar buitenland.
- Overheidssaldo
- Belastingen min overheidsbestedingen.
- Particulier spaarsaldo
- Sparen min investeringen.
- Nationaal spaarsaldo
- De som van overheidssaldo en particulier spaarsaldo.
- Uitvoersaldo
- Export min import.