- Monohybride kruising
- Een kruising waarbij gelet wordt op één eigenschap van overerving.
- Mendel
- De grondlegger van de genetica die kruisingen uitvoerde met erteplanten.
- Mendeliaanse overerving
- Kruisingen volgens de wetmatigheden ontdekt door Mendel.
- P-generatie
- De ouderlijke generatie in genetische kruisingen.
- F1-generatie
- De eerste generatie nakomelingen van de P-generatie.
- F2-generatie
- De tweede generatie nakomelingen, voortkomend uit kruisingen binnen de F1-generatie.
- Autosomaal
- Een erfelijke eigenschap die op een gewoon chromosoom ligt, niet op een geslachtschromosoom.
- Homozygoot
- Een organisme met twee identieke allelen voor een eigenschap.
- Heterozygoot
- Een organisme met twee verschillende allelen voor een eigenschap.
- Genotype
- De genetische samenstelling van een organisme.
- Fenotype
- De waarneembare eigenschappen van een organisme.
- Kruisingsschema
- Een schema dat de mogelijke combinaties van allelen bij nakomelingen weergeeft.
- Wet van Mendel
- Als twee ouders met hetzelfde fenotype een nakomeling krijgen met een afwijkende eigenschap, zijn beide ouders heterozygoot voor die eigenschap.
- Testkruising
- Een kruising uitgevoerd om te bepalen of een organisme homozygoot of heterozygoot is voor een eigenschap.