- Inwendig milieu
- Weefselvloeistof en bloedplasma, constant gehouden door opname, opslag en uitscheiding
- Uitwendig milieu
- Alles buiten het lichaam, de omgeving
- Weefselvloeistof
- Vloeistof tussen de cellen en weefsels, waaruit cellen zuurstof en voedingsstoffen opnemen en CO2 en afvalstoffen afgeven
- Opname
- Het proces waarbij stoffen uit het uitwendig milieu worden opgenomen in het inwendig milieu, zoals zuurstof door de longen en voedingsstoffen door de darmen
- Opslag
- Het proces waarbij overtollige stoffen in het lichaam worden opgeslagen, zoals glucose als glycogeen in lever en spieren, en vet in het gele beenmerg
- Uitscheiding
- Het proces waarbij overtollige stoffen het lichaam verlaten, zoals CO2 door de longen en afvalstoffen door de nieren
- Hormonen
- Regelstoffen die de werking van organen regelen en het inwendig milieu constant houden
- Zenuwstelsel
- Speelt een rol in het constant houden van het inwendig milieu door regulatie
- Zintuigen
- Meten constant de samenstelling van het inwendig milieu, zoals lichaamstemperatuur en zuurstofconcentratie