- Evolutietheorie
- Verklaring voor de ontwikkeling van leven op aarde door middel van variatie en selectie.
- Variatie
- Verschillen tussen organismen binnen een soort.
- Selectie
- Mechanisme waardoor bepaalde individuen overleven en voortplanten.
- Extinctie
- Het uitsterven van soorten.
- Natuurlijke selectie
- Selectieproces waarbij de natuur bepaalt welke individuen overleven.
- Seksuele selectie
- Selectieproces waarbij soortgenoten voorkeuren hebben die invloed hebben op voortplanting.
- Kunstmatige selectie
- Selectie door menselijke tussenkomst.
- Reproductieve isolatie
- Situatie waarin soorten niet meer met elkaar kunnen voortplanten door geografische barrières.
- Mutant
- Organisme met genetische mutaties die tot uiting komen in het fenotype.
- Selectiedruk
- De druk die bepaalt welke individuen meer kans hebben om te overleven en voort te planten.
- Fitness
- De mate waarin een organisme succesvol nakomelingen kan voortbrengen.
- Adaptatie
- Het vermogen van een organisme om zich aan te passen aan de omgeving.
- Neo-darwinistische evolutietheorie
- Moderne evolutietheorie die genetica en DNA-kennis combineert met Darwin's ideeën.
- Creationisme
- Geloof dat alle soorten door een schepper zijn geschapen en onveranderd zijn gebleven.
- Polyfilie model
- Theorie dat er meerdere onafhankelijke oorsprongen van leven zijn geweest.