- Aride zone
- Droge gebieden waar erosie gemakkelijker plaatsvindt.
- Bodemerosie
- Het wegspoelen of wegwaaien van de vruchtbare bovenlaag van de bodem.
- Erosie
- Het transport van verweringsmateriaal door natuurlijke krachten zoals water, wind, of ijs.
- Gematigde zone
- Gebieden met een gematigd klimaat waar erosie minder gemakkelijk plaatsvindt.
- Getijden
- De kracht van het water bepaald door het verschil tussen eb en vloed.
- Gletsjers
- Landijs dat gesteenten meeneemt en vervormt.
- Meanderen
- Het kronkelen van een rivier waarbij de oevers worden uitgesleten.
- Morene
- Gesteente dat door een gletsjer is meegenomen en afgezet.
- Puinhelling
- Bewegend gesteente dat naar beneden komt, vaak door watertransport.
- Puinwaaier
- Een groot gebied waar materiaal door rivieren is afgezet, vaak vruchtbaar.
- Sedimentatie
- Het neerkomen van sedimenten op een andere plek, soms zonder nut.
- Sedimenten
- Materialen zoals zand, grind en klei die door erosie worden verplaatst.
- Verval
- Het hoogteverschil in een rivier dat de stroomsnelheid en kracht bepaalt.
- Verwering
- Het afbrokkelen van gesteente door invloeden van het weer.
- Winderosie
- Erosie door wind waarbij zand als schuurpapier werkt.