- Benedenloop
- Het deel van de rivier richting de monding, vaak met een laag verval en brede rivierbedding.
- Bovenloop
- Het deel van de rivier dicht bij de bron, vaak met een groot verval en hoge stroomsnelheid.
- Debiet
- De hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaald punt.
- Gemengde rivier
- Een rivier die kenmerken heeft van zowel gletsjerrivieren als regenrivieren.
- Gletsjerrivier
- Een rivier die voornamelijk bestaat uit smeltwater en ontspringt in gebieden met gletsjers of eeuwige sneeuw.
- Klimaatverandering
- Veranderingen in het klimaat die invloed hebben op rivieren, zoals meer smeltwater en onregelmatiger neerslagpatronen.
- Lengteprofiel
- Het verloop van een rivier van bron tot monding, onderverdeeld in bovenloop, middenloop en benedenloop.
- Middenloop
- Het deel van de rivier tussen bovenloop en benedenloop, vaak met een breed profiel en variërende stroomsnelheid.
- Natuurlijke kenmerken van rivieren
- Eigenschappen van rivieren zoals lengteprofiel, dwarsprofiel, hoogteverschil, stroomsnelheid en waterafvoer.
- Piekafvoer
- De maximale afvoer van water in een rivier, vaak seizoensgebonden.
- Regenrivier
- Een rivier die gevuld wordt door neerslag, inclusief zijrivieren en grondwater.
- Regime
- Het patroon van de waterafvoer in een rivier gedurende het jaar.