- Aardbeving
- Een plotselinge verschuiving van een deel van een aardkorstplaat, vaak veroorzaakt door opgebouwde spanning.
- Convectiestromen
- Stromingen in de aardmantel die de beweging van aardkorstplaten aandrijven.
- Convergent
- Beweging van aardkorstplaten naar elkaar toe.
- Divergent
- Beweging van aardkorstplaten van elkaar af.
- Epicentrum
- De plaats aan het aardoppervlak direct boven het hypocentrum van een aardbeving.
- Hazard management
- Het omgaan met en voorbereiden op natuurrampen zoals aardbevingen.
- Hypocentrum
- De plaats in de aardkorst waar een aardbeving begint.
- Platentektoniek
- De beweging van aardkorstplaten die aardbevingen en vulkanisme veroorzaakt.
- Ridge push
- Het proces waarbij nieuwe oceaanbodem bij een mid-oceanische rug naar beneden glijdt.
- Schaal van Richter
- Een logaritmische schaal die de kracht van een aardbeving meet.
- Slab pull
- Het proces waarbij een zinkende plaat de rest van de plaat met zich meetrekt.
- Subductie
- Het proces waarbij een zware oceaanplaat onder een lichtere continentale plaat schuift.
- Transform
- Beweging van aardkorstplaten langs elkaar.