- Aride zone
- Droge gebieden met weinig neerslag, vaak door hoge drukgebieden of regenschaduw
- Boreale zone
- Overgangsgebied tussen gematigde en polaire zone, D-klimaten, naaldbomengordel
- Gematigde zone
- Gebied met CF, CW, DF en DW klimaten, zomergroen loofwoud, vruchtbare bruine bosbodem
- Landschapszones
- Grote geografische gebieden met specifieke klimaat- en vegetatiekenmerken
- Latosolbodem
- Rode bodem in de tropen, weinig vruchtbaar door uitspoeling van voedingsstoffen
- Permafrost
- Permanent bevroren bodem, vooral in de polaire zone
- Polaire zone
- Gebied met E-klimaten, nooit warmer dan 10 graden, sneeuw, tundra's, ijskappen
- Subtropische zone
- Gebied met droge, hete zomers, zoals Spanje en Italië, CS-klimaat
- Tropische zone
- Gebied rondom de Evenaar met A-klimaten, altijd warmer dan 18 graden, veel neerslag