Welke tekstverbanden zijn er en hoe herken je ze?

Er zijn verschillende tekstverbanden die je helpen de relatie tussen zinnen en alinea's te begrijpen. Je herkent ze aan specifieke signaalwoorden. Enkele belangrijke tekstverbanden en hun signaalwoorden zijn:

• Opsommend verband: Geeft aan dat er meerdere zaken worden genoemd.
  • Signaalwoorden: en, ook, bovendien, verder, ten eerste, ten tweede.
• Tegenstellend verband: Geeft een tegenstelling aan.
  • Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, hoewel, ondanks.
• Redengevend verband: Geeft de reden aan waarom iets gebeurt (ligt binnen iemands invloedssfeer).
  • Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers.
• Chronologisch verband: Geeft de volgorde in tijd aan.
  • Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens, later, toen, voordat, nadat.
• Voorwaardelijk verband: Geeft een voorwaarde aan waaronder iets gebeurt.
  • Signaalwoorden: als...dan, mits, tenzij, indien, op voorwaarde dat.
• Oorzakelijk verband: Geeft de oorzaak aan van iets (ligt buiten iemands invloedssfeer).
  • Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, omdat.
• Voorbeeldgevend verband: Geeft een of meerdere voorbeelden van iets algemeens.
  • Signaalwoorden: zoals, bijvoorbeeld, denk aan, ter illustratie.
• Concluderend verband: Geeft aan dat een conclusie volgt uit eerdere informatie.
  • Signaalwoorden: dus, daarom, kortom, concluderend, al met al.

Door goed op deze signaalwoorden te letten, kun je de verbanden tussen zinnen en alinea's herkennen en zo de tekst beter begrijpen.