Hoe gebruik je onregelmatige werkwoorden in de Past Simple en Present Perfect?

Onregelmatige werkwoorden volgen geen vaste regels voor het vormen van de verleden tijd (Past Simple) of het voltooid deelwoord (gebruikt in de Present Perfect). Je moet de specifieke vormen van deze werkwoorden uit je hoofd leren.

Past Simple met onregelmatige werkwoorden Voor de Past Simple gebruik je de tweede vorm van het onregelmatige werkwoord. Deze vorm is uniek voor elk onregelmatig werkwoord.

• Voorbeeld: Het werkwoord "to go" (gaan) wordt in de Past Simple "went".
  • I went to the park yesterday. (Ik ging gisteren naar het park.)
• Voorbeeld: Het werkwoord "to see" (zien) wordt in de Past Simple "saw".
  • She saw him last week. (Zij zag hem vorige week.)

Present Perfect met onregelmatige werkwoorden Voor de Present Perfect gebruik je "have" of "has" (afhankelijk van het onderwerp) gevolgd door de derde vorm van het onregelmatige werkwoord, ook wel het voltooid deelwoord genoemd.

• Voorbeeld: Het werkwoord "to eat" (eten) heeft als voltooid deelwoord "eaten".
  • They have eaten all the cookies. (Zij hebben alle koekjes opgegeten.)
• Voorbeeld: Het werkwoord "to fly" (vliegen) heeft als voltooid deelwoord "flown".
  • I have never flown in an airplane. (Ik heb nog nooit in een vliegtuig gevlogen.)
• Let op: Soms kan het voltooid deelwoord ook "been" zijn, bijvoorbeeld bij "to go" als je ergens geweest bent en weer terug bent.
  • We have been to the cinema many times. (We zijn vaak naar de bioscoop geweest.)

Het is essentieel om een lijst met onregelmatige werkwoorden te bestuderen om de juiste vormen voor zowel de Past Simple als de Present Perfect te kennen en correct toe te passen.