Nectar - 1 vwo - Hoofdstuk 2 - Bewegen

Nectar - 1 vwo - Hoofdstuk 2 - Bewegen

Woorden in deze lijst (98)

afvalstoffen
stoffen die ontstaan in een werkende spier
amfibieën
groep van de gewervelde dieren; hierbij horen onder andere kikkers en salamanders
antagonisten
spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
armbuigspier
biceps; spier in je bovenarm waardoor je arm buigt
armstrekspier
triceps; spier in je bovenarm waardoor je arm strekt
beencellen
cellen die het beenweefsel vormen; ze groeien in ringen
beenderstelsel
skelet; alle botten in je lichaam, die samen je lichaam stevigheid geven
beenmerg
zit in het midden van een bot
beenweefsel
bestaat uit beencellen die een stevige stof maken met veel kalk en weinig lijmstof
bekken
deel van het skelet dat onder andere bestaat uit de twee heupbeenderen en het heiligbeen
bescherming
beschermende middelen, bijvoorbeeld een helm of kniebeschermers, voorkomen blessures
biceps
ander woord voor armbuigspier; zie bij armbuigspier
blessure
beschadiging aan een bot, spier of gewricht
borstkas
borstbeen, ribben en borstwervels; beschermt het hart en de longen
botbreuk
blessure aan een bot; een breuk in een bot
bouwplan
manier waarop een skelet in elkaar zit
buigspieren
spieren waarmee je een lichaamsdeel buigt
cooling-down
oefeningen na afloop van een sporttraining of -wedstrijd, waardoor afvalstoffen uit spieren worden afgevoerd
dubbele S-vorm
de speciale vorm van de wervelkolom, die de wervelkolom veerkrachtig maakt
dwarsgestreept spierweefsel
spierweefsel in skeletspieren; ziet er door een microscoop gestreept uit, staat onder invloed van de wil, sterk maar snel moe
eivormig gewricht
gewricht waardoor botten in twee richtingen kunnen bewegen; bijvoorbeeld tussen de vingerkootjes en de middenhandsbeentjes
gescheurde kruisband
blessure van het kniegewricht; er zit een scheurtje in een van de kruisbanden
gewricht
de meest beweeglijke verbinding tussen botten
gewrichtsbanden
banden die een gewricht extra verstevigen; zo blijven de botten in het gewricht op elkaar
gewrichtskapsel
taai vlies dat om een gewricht ligt; het beschermt de botten en houdt ze bij elkaar; het maakt gewrichtssmeer
gewrichtsknobbel
het deel van een gewricht dat in de gewrichtskom past
gewrichtskom
het deel van een gewricht waar de gewrichtsknobbel in past
gewrichtssmeer
laagje smeer dat het gewricht soepel laat bewegen; wordt gemaakt door het gewrichtskapsel
glad spierweefsel
spierweefsel in haartjes en in de wanden van verteringsorganen en bloedvaten; ziet er door een microscoop niet gestreept uit, staat niet onder invloed van de wil, wordt niet moe
groeischijf
kraakbeencellen in de uiteinden van botten; hierdoor kan het bot groeien
hart
grote holle spier die het bloed door je bloedvaten pompt
hartspierweefsel
spierweefsel in de wanden van het hart; staat niet onder invloed van de wil en wordt niet snel moe
hernia
uitpuilende tussenwervelschijf; hierdoor kunnen zenuwen klem komen te zitten
intapen
omwikkelen van gewrichten met linnen plakband waardoor je gewrichtsblessures voorkomt
kalk
harde stof in botten; maakt botten stevig
kogelgewricht
het meest beweeglijke gewricht, met een ronde knobbel; kan alle kanten op bewegen, bijvoorbeeld het schoudergewricht
kraakbeen
bestaat bijna helemaal uit lijmstof en is daardoor erg buigzaam; kan botten met elkaar verbinden, zoals ribben aan borstbeen; een laagje kraakbeen op de gewrichtsknobbel en gewrichtskom voorkomt slijtage
kraakbeencellen
cellen in het kraakbeen; liggen in groepjes bij elkaar
kraakbeenschijven
schijven van kraakbeen tussen de wervels in de wervelkolom; maken de wervelkolom veerkrachtig
kringspieren
cirkelvormige spieren die, als ze samentrekken, een opening vernauwen
ledematen
armen en benen
leefwijze
de manier waarop een dier leeft, bijvoorbeeld in het water of onder de grond; of het dier zwemt, vliegt, kruipt of loopt
lengtespieren
spieren die bijvoorbeeld een stukje darm korter maken als ze samentrekken
lichaamshouding
de manier waarop je zit, staat en beweegt; bij een goede lichaamshouding houd je je rug recht
lijmstof
stof die zorgt voor de buigzaamheid van botten
meniscus
stukje kraakbeen in het kniegewricht; door de meniscus passen de uiteinden van het dijbeen en het scheenbeen beter op elkaar
naadverbinding
onbeweeglijke beenverbinding; botten zitten met naden aan elkaar vast, zoals de botten van je schedel
ontwrichting
blessure aan een gewricht; de gewrichtsknobbel is uit de kom geschoten
onwillekeurige spieren
spieren die 'vanzelf' werken, zoals je hartspier en de spieren in je darmen; ze staan niet onder invloed van je wil
overbelasting
te zwaar gebruiken van spieren en gewrichten; hierdoor kunnen blessures ontstaan
pantser van chitine
uitwendig skelet van geleedpotige dieren; de stevige delen bevatten de stof chitine; de spieren zitten aan de binnenzijde van het skelet
pezen
taaie banden waarmee de spieren aan de botten vastzitten
pijpbeenderen
lange en dunne botten; hierin zit geel beenmerg waar vet in opgeslagen wordt
platte beenderen
platte en brede botten; hierin zit rood beenmerg dat bloedcellen vormt
reptielen
groep van de gewervelde dieren; hierbij horen onder andere hagedissen en slangen
rolgewricht
gewricht waarin twee botten om elkaar heen rollen; het spaakbeen rolt om de ellepijp
scharniergewricht
gewricht dat maar in één richting heen en weer kan bewegen, bijvoorbeeld het kniegewricht
schedel
de botten in je hoofd
skelet
alle botten samen; de functies zijn: stevigheid en vorm geven, kwetsbare organen beschermen en beweging mogelijk maken
spierbundel
groepje spiervezels
spierkneuzing
een blessure aan een spier; door een val of een botsing zijn er spiervezels en bloedvaatjes in een spier stukgegaan
spierkramp
een blessure aan een spier; spier trekt plotseling krachtig samen
spierpijn
pijn doordat er veel afvalstoffen in een spier zijn achtergebleven
spierscheuring
een blessure aan een spier; er zit een scheurtje in de vliezen binnenin een spier
spiervezels
ander woord voor spiercellen, waaruit een spier is opgebouwd; als spiervezels samentrekken, trekt de spier samen
strekspieren
spieren waarmee je een lichaamsdeel strekt
stroomlijn
een torpedovorm van het lichaam, waardoor een vis makkelijk door het water zwemt; ook zeehonden en walvissen hebben een gestroomlijnd lichaam
triceps
ander woord voor armstrekspier; zie bij armstrekspier
uitwendig kalkskelet
stevige delen aan de buitenkant van het lichaam; de schelp of het huisje bevat kalk
verbening
veranderen van kraakbeen in been
vergroeiing
onbeweeglijke beenverbinding; de botten zitten als één geheel aan elkaar, zoals het heiligbeen
verschalen
een geleedpotig dier kruipt uit het uitwendig skelet, zodat het dier kan groeien totdat het nieuwe pantser hard is
verstuiking
een blessure aan een gewricht; de gewrichtsbanden en/of het gewrichtskapsel zijn te veel uitgerekt of
vervellen
ander woord voor verschalen; zie bij verschalen
vissen
groep van de gewervelde dieren; bijvoorbeeld haaien
voetbalknie
een blessure van het kniegewricht: een gescheurde meniscus; ontstaat meestal door het maken van een draaibeweging terwijl je voet vast staat
vogels
groep van de gewervelde dieren; hierbij horen onder andere kolibries en pinguïns
warming-up
oefeningen waarbij de spieren worden voorbereid op een sportprestatie; de spieren raken goed doorbloed
wervelgat
het gat in een wervel; hierin zit het ruggenmerg
wervelkolom
het geheel van wervels en kraakbeenschijven; het heeft een dubbele S-vorm
wervellichaam
het stevige deel van een wervel
willekeurige spieren
spieren die onder invloed van je wil staan, zoals je skeletspieren
zadelgewricht
gewricht dat in twee richtingen heen en weer kan bewegen, zoals bij je duim
zetten
bij een botbreuk duwt een arts de botstukken precies tegen elkaar, daarna komt er gips om de botten
zoogdieren
groep van de gewervelde dieren; hierbij horen onder andere jachtluipaard en dolfijn
zweepslag
plotselinge spierscheuring, bijvoorbeeld in de kuitspier
aerodynamische vorm
vorm om de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden
armpennen
slagpennen aan de onderarm van een vogel
baardjes
hiermee haken de veren van een vogel in elkaar, waardoor er geen lucht door een veer kan komen
draagkracht
lift; de kracht die een vogel omhoog duwt
grote borstspier
spier die zorgt voor de neerslag van de vleugel
handpennen
slagpennen aan de middenhandsbeentjes en vingerkootjes van een vogel
kam
uitsteeksel op het borstbeen bij vogels; hierop zitten de vliegspieren vast
kleine borstspier
spier die zorgt voor de opslag van de vleugel
lift
draagkracht; zie bij draagkracht
slagpennen
grootste veren van een vleugel, waardoor een vogel kan vliegen
vleugel
‘voorpoot’ van een vogel
vorkbeen
V-vormig bot bij vogels, tussen sleutelbeenderen en borstbeen; helpt voorkomen dat de borstkas bij het vliegen in elkaar wordt gedrukt
Hoi Gast!