parlemantaire democratie H4

3keer geoefend
Woorden in deze lijst (118)
Origineel
- Politiek
- Het maken van keuzes waaraan alle burgers in een staat zijn gebonden.
- Algemeen belang
- Zaken die voor veel mensen belangrijk en nuttig zijn.
- Democratie
- Een bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.
- Directe democratie
- Een bestuursvorm waarbij de bevolking direct invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.
- Referendum
- Een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie.
- Indirecte democratie, parlementaire democratie
- Een bestuursvorm waarbij de beslissingen worden genomen door met algemeen kiesrecht gekozen volksvertegenwoordigers.
- Persvrijheid
- De vrijheid van journalisten om ongehinderd, zonder toestemming van de overheid, berichten te publiceren
- Autoritair regime
- Een bestuursvorm waarbij alle macht in handen is van één persoon of een kleine groep, waarbij de inwoners nauwelijks of geen invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming en de grondrechten niet of nauwelijks worden gegarandeerd.
- Dictatuur
- De meest vergaande vorm van een autoritair regime, waarin inwoners vrijwel rechteloos zijn.
- Machtenscheiding
- Spreiding van de staatsmacht over de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht.
- Oppositiepartijen
- Politieke partijen die niet in de regering zitten.
- Censuur
- Overheidscontrole van de media.
- 3.2.
- Politieke stromingen
- Ideologie
- Een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de samenleving en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.
- Politiek links
- Politieke stroming die een actieve overheid wil om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen.
- Politiek rechts
- Politieke stroming die de nadruk legt op eigen verantwoordelijkheid en zo min mogelijk bemoeienis van de overheid op sociaaleconomisch gebied wil.
- Politieke midden
- Een politieke ideologie die zowel linkse als rechtse standpunten heeft.
- Liberalisme
- Politieke stroming die de vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal stelt en streeft naar een terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft.
- Socialisme
- Politieke stroming stroming die voortkomt uit het socialisme en streeft naar vermindering van sociale ongelijkheid door een actieve rol van de overheid.
- Sociaaldemocratie
- Politieke stroming voortkomend uit het socialisme die gelijke kansen benadrukt en streeft naar een sterke rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen.
- Confessionalisme, christendemocratie
- Politieke stroming die zich baseert op het christelijk geloof en bijpassende waarden als naastenliefde en saamhorigheid.
- Maatschappelijk middenveld
- Organisaties die tussen de overheid en individuele burgers in staan en die verschillende groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen.
- Ecologisme
- Politieke stroming die de zorg voor de aarde centraal stelt waarbij het bestrijden van de klimaatcrisis en beschermen van het milieu voorop staat.
- Populisme
- Politieke stijl die de stem van het volk wil laten horen en zich keert tegen de elite.
- Nationalisme
- Politieke stroming die meer zeggenschap en macht nastreeft van het eigen land (natie).
- Progressief
- Vooruitstrevend zijn en de maatschappij willen veranderen.
- Conservatief
- Behoudend zijn en benadrukken wat al is bereikt.
- 3.3.
- Politieke partijen
- Actiegroep
- Een organisatie die is opgericht om één bepaald maatschappelijk doel te bereiken.
- Belangengroep
- Een organisatie die de belangen van één bepaalde groep verdedigt.
- Politieke partij
- Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een goede samenleving, met als doel mee te beslissen over het bestuur van ons land.
- One-issuepartij
- Een politieke partij die één specifieke doelgroep vertegenwoordigt of zich vooral richt op één aspect van de samenleving.
- Niet-democratische partij
- Een politieke partij die de democratie wil afschaffen.
- Representatief
- De mate waarin het parlement een afspiegeling vormt van de samenstelling en behoeften van de gehele bevolking.
- 3.4.
- Verkiezingen
- Actief kiesrecht
- Het recht om bij verkiezingen een stem uit te brengen.
- Passief kiesrecht
- Het recht om verkiesbaar te zijn.
- Lijsttrekker
- De persoon die nummer 1 staat op de kandidatenlijst en het gezicht is van de partij.
- Spindoctor
- Communicatiedeskundige die kandidaten adviseert over een zo positief mogelijk imago.
- Zwevende kiezers
- Kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen.
- Opiniepeiling
- Onderzoek waarin kiezers wordt gevraagd op welke politieke partij ze gaan stemmen.
- Evenredige vertegenwoordiging
- Kiesstelsel waarbij alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het totale aantal zetels.
- Districten- of meerderheidsstelsel
- Kiesstelsel waarbij een land wordt verdeeld in districten en waarbij de afgevaardigde die de meeste stemmen haalt in het district in het parlement komt.
- 3.5.
- De regering regeert
- Regering
- De koning en de ministers.
- Kabinet
- Het dagelijks bestuur van het land, bestaande uit ministers en staatssecretarissen.
- Minister
- Lid van de regering en van het kabinet.
- Staatssecretaris
- Lid van het kabinet dat verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van de minister.
- Premier, minister-president
- De leider van de regering.
- Troonrede
- Jaarlijkse toespraak van de koning op Prinsjesdag waarin hij de plannen van de regering voor het komende jaar presenteert.
- Miljoenennota
- Plannen van het kabinet voor een jaar.
- Coalitie
- Een samenwerkingsverband van twee of meer politieke partijen.
- Regeerakkoord
- De plannen van de regering voor de komende jaren.
- Rijksbegroting
- Jaarlijks overzicht van alle inkomsten en uitgaven van het kabinet.
- Kabinetsformatie
- Het proces waarbij na de Tweede Kamerverkiezingen een nieuw kabinet wordt gevormd.
- Formateur
- De persoon die geschikte ministers en staatssecretarissen zoekt.
- Constitutionele monarchie
- Een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd in de Grondwet zijn vastgelegd.
- Ministeriële verantwoordelijkheid
- Ministers zijn verantwoordelijk voor hun eigen beleid en voor alles wat de koning zegt en doet.
- Onschendbaar
- De koning kan niet ter verantwoording worden geroepen voor politieke daden.
- Demissionair kabinet
- Na de val van het kabinet blijven de ministers tijdelijk in functie totdat er een nieuwe regering is gevormd.
- 3.6.
- Het parlement controleert
- Parlementaire democratie
- Een democratie waarin de bevolking indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming door vertegenwoordigers te kiezen die samen het parlement vormen.
- Staten-Generaal, parlement
- De Eerste en Tweede Kamer samen.
- Tweede Kamer
- Directe volksvertegenwoordiging met 150 leden, die wetten mogen goedkeuren, afwijzen of veranderen.
- Eerste Kamer, Senaat
- Indirect gekozen vertegenwoordiging met 75 leden die een wetsvoorstel alleen in zijn geheel goed- of afkeuren.
- Fractie
- De groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan.
- Regeringspartij
- Een partij die in de regering zit.
- Oppositiepartij
- Een partij die niet in de regering zit, maar deel uitmaakt van de volksvertegenwoordiging.
- Trias politica
- De verdeling van de macht van de overheid in de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
- Stemrecht
- Het parlementaire recht om wetsvoorstellen te aanvaarden of te verwerpen.
- Budgetrecht
- Het parlementaire recht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren.
- Recht van initiatief
- Het parlementaire recht om een wetsvoorstel in te dienen.
- Recht van amendement
- De mogelijkheid van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel te wijzigen.
- Recht om vragen te stellen
- Het parlementaire recht om zowel schriftelijke als mondelinge vragen te stellen aan de minister.
- Recht om een motie in te dienen
- Het parlementaire recht tot een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen.
- Recht van interpellatie
- Het parlementaire recht om een spoeddebat aan te vragen met de minister.
- Recht van onderzoek en enquête
- Het parlementaire recht om een onderdeel van het regeringsbeleid grondig te onderzoeken.
- Politieke cultuur
- De manier waarop politici met elkaar omgaan in een land en met elkaar samenwerken.
- Poldermodel
- Nederlandse democratische cultuur waarbij partijen bereid zijn compromissen te sluiten en met elkaar te overleggen.
- 3.7.
- Politiek dicht bij huis
- Decentralisatie
- De rijksoverheid stelt de grote lijnen vast en laat de precieze invulling over aan lagere overheden (gemeenten en provincies).
- Gemeenteraad
- Direct gekozen volksvertegenwoordiging die de belangrijkste besluiten neemt in een gemeente.
- College van burgemeester en wethouders
- Het dagelijks bestuur van de gemeente.
- Ruimtelijke ordening
- Het indelen van een gebied op basis van duidelijke plannen en regels.
- Provinciale Staten
- De direct gekozen vertegenwoordigers van de provincie.
- Gedeputeerde Staten
- Het dagelijks bestuur van de provincie.
- Commissaris van de Koning
- De voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van Provinciale Staten.
- Waterschap
- Regionaal overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de waterhuishouding.
- 3.8.
- Invloed op de politiek
- Politieke agenda
- De onderwerpen waarover politici met elkaar gaan praten.
- Politieke actoren
- Alle personen en organisaties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.
- Lobbyen
- Het persoonlijk contact zoeken met politici en ambtenaren om zo te proberen de regelgeving te beïnvloeden.
- Vierde macht
- Benaming voor ambtenaren vanwege hun invloed op de politiek.
- Informatieve functie
- Het geven van informatie door de media over politieke en maatschappelijke kwesties.
- Onderzoekende of agendafunctie
- Het signaleren en publiceren van problemen door grondig onderzoek door de media.
- Commentaarfunctie
- Het becommentariëren van allerlei politieke kwesties door de media.
- Platformfunctie
- Het ruimte geven aan politici, organisaties en burgers om hun mening te geven in de media.
- Controlerende of waakhondfunctie
- Het kritisch volgen van politici door de media.
- 3.9.
- Internationale samenwerking
- Soevereiniteit
- Het exclusieve recht van een staat om zonder inmenging van buitenaf beslissingen te nemen.
- Europese Unie (EU)
- De economische en politieke samenwerking van 27 Europese lidstaten.
- Euro
- De gemeenschappelijke munt in (een deel van) de EU.
- Europese integratie
- Het streven om in Europa tot meer eenheid te komen.
- Interne markt
- Het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal in de EU.
- Europese Commissie
- Het dagelijks bestuur van de EU dat Europees beleid uitvoert en wetsvoorstellen schrijft.
- Raad van Ministers
- Ministeriële vertegenwoordiging van alle 27 EU-lidstaten, waarbij de samenstelling afhankelijk is van het beleidsonderwerp.
- Europese Raad
- Het overleg van alle regeringsleiders van de 27 EU-lidstaten bij elkaar.
- Europees Parlement (EP)
- De volksvertegenwoordiging van de EU met 705 leden die om de 5 jaar rechtstreeks gekozen wordt door de burgers in de lidstaten.
- Hof van Justitie van de EU
- De rechtsprekende macht van de EU, bestaande uit 27 rechters uit elke lidstaat.
- Europese Centrale Bank
- De organisatie die moet zorgen voor stabiliteit op financieel gebied in de EU.
- Democratisch tekort
- De geringe invloed van burgers op de Europese besluitvorming.
- Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)
- Militair bondgenootschap van 30 lidstaten.
- Intergouvernementeel
- Besluiten die uitsluitend door nationale regeringen samen worden genomen en niet door een internationale organisatie zoals de EU.
- Supranationaal
- Afspraken en regels van internationale organisaties waaraan landen die lid zijn zich moeten houden.
- Verenigde Naties (VN)
- Het wereldwijde samenwerkingsverband van landen die samenwerken op het gebied van internationaal recht, mensenrechten, voedselveiligheid, armoedebestrijding en een schoner milieu.
- Algemene Vergadering
- Bijeenkomst van alle VN-lidstaten.
- Veiligheidsraad
- Het orgaan binnen de VN dat beslist over militaire vredes- en veiligheidsoperaties bestaand uit vijftien landen, waarvan vijf permanente leden.
- Vetorecht
- Het recht om te voorkomen dat een resolutie wordt aangenomen.