AK v6 H1

0keer geoefend
Woorden in deze lijst (33)
Origineel
- boreale zone
- landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud.
- chemische vruchtbaarheid
- de vruchtbaarheid die bepaald wordt door de hoeveelheid voedingsstoffen in een bodem.
- fysische vruchtbaarheid
- de kwaliteit van de water- en luchthuishouding van de bodem afhankelijk van de structuur (korrelgrootteverdeling en poriën) van de bodem.
- gematigde zone
- landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw.
- monocultuur
- vorm van landbouw waarbij grote oppervlakten worden aangeplant met één gewas.
- nuttige neerslag
- het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en verdamping.
- polaire zone
- de landschapszone op hoge breedte waar het groeiseizoen erg kort is en geen bomen voorkomen omdat de zomertemperatuur onder de 10 °C ligt.
- tropische zone
- landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door tropisch regenwoud en savanne.
- klimaatverandering
- de geleidelijke verandering van het klimaat.
- neerslagvariabiliteit
- de mate waarin de werkelijke jaarlijkse neerslag afwijkt van de gemiddelde neerslag volgens de klimaatgegevens.
- nomadische veeteelt
- veeteelt waarbij de veeboeren geen vaste woonplaats hebben.
- sedentaire akkerbouw
- akkerbouw waarbij de boeren een vaste woonplaats hebben.
- subtropische zone
- landschapszone op de overgang van de (semi) aride naar de gematigde zone met een mediterraan klimaat. Kenmerkend is de droogtetolerante vegetatie.
- verwoestijning
- het proces waarbij land dat ooit begroeid was onbegroeid raakt en waarbij vervolgens het bovenste deel van de bodem weggespoeld of weggewaaid.
- hazard management
- beleid en maatregelen om rampen te voorkomen of de gevolgen ervan te minimaliseren.
- milieuramp
- ramp waarbij door menselijk handelen ernstige schade wordt toegebracht aan de leefomgeving zoals door vervuiling, aantasting en uitputting van het milieu.
- natuurramp
- ramp die het gevolg is van een natuurverschijnsel.
- bodem
- het bovenste deel van de grond waar planten in wortelen en dat in meer of mindere mate is verkleurd door organisch materiaal en uitspoeling.
- geofactoren
- de onderdelen van een landschap die op elkaar inwerken en samen de processen aan en het uiterlijk van het aardoppervlak bepalen.
- landschapszone
- een zeer groot natuurlijk gebied waarvan de aard bepaald wordt door de unieke combinatie van de geofactoren klimaat, plantengroei, en water.
- mineralisatie
- het proces waarbij plantenmateriaal wordt afgebroken en omgezet in voedingsstoffen.
- uitspoeling
- bodemvormend proces waarbij infiltrerend regenwater voedingsstoffen en bodemmateriaal meeneemt waarna het dieper in de grond weer inspoelt.
- vegetatie
- het geheel aan planten in een gebied.
- verwering
- het uiteenvallen van gesteenten door inwerking van water, temperatuur, wortels en zuren.
- bodemerosie
- het wegspoelen of wegwaaien van de vruchtbare humusrijke bovenlaag.
- capillaire werking
- de wateropzuigende werking van kleine openingen (poriën) tussen de gronddeeltjes.
- duurzaam landgebruik
- landgebruik waarbij de volgende generaties daar geen negatieve gevolgen van ondervinden.
- landdegradatie
- aantasting van landschap en bodem waardoor het vermogen van het gebied om natuurlijke hulpbronnen (gewassen, water, hout) te produceren daalt.
- ontbossing
- het kappen of in brand steken van bos bijvoorbeeld tropisch regenwoud.
- overbeweiding
- situatie waarbij er te veel vee per hectare graast.
- (semi)aride zone
- Landschapszone gekenmerkt door een lage nuttige neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen.
- uitputting
- er worden meer voedingsstoffen aan de bodem onttrokken dan dat er aanvulling is door de natuur.
- verzilting
- proces waarbij zouten geconcentreerd achterblijven in of op de bodem.