BEGRIPPEN

18keer geoefend
Woorden in deze lijst (29)
Origineel
- agglomeratievoordeel
- Het voordeel dat bedrijven hebben door bij elkaar in de buurt te zitten.
- arbeidsintensief
- De loonkosten zijn de belangrijkste kostenposten voor het maken van een product. Het tegenovergestelde noem je arbeidsextensief.
- brainport
- Gebied dat hoort tot de kenniseconomie met een hoge dichtheid aan hightechbedrijven, universiteiten en onderzoeksinstituten.
- BRICS
- Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika, afkorting voor landen die na 2000 een snelle economische ontwikkeling doormaken.
- de-industrialisatie
- Ontwikkeling waarbij de (oude) industriële activiteiten voor een belangrijk deel verdwijnen in een regio.
- dekolonisatie (1945–1975)
- Periode vooral tussen 1945 en 1970 waarin de vroegere koloniën onafhankelijk worden.
- exploitatiekolonie
- Kolonie die door het moederland gebruikt wordt als wingewest. Ontwikkeling van de kolonie komt op de tweede plaats.
- Gini-coëfficiënt
- Een maat om sociale ongelijkheid te meten. De coëfficiënt loopt van 0 (volledige gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid).
- global shift
- De verschuiving op aarde van het economisch kerngebied. Vaak verstaat men hieronder de verschuiving van de randen van Noordelijke Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan.
- globalisering
- Proces waarbij gebieden op aarde op tal van terreinen (economisch, cultureel, sociaal en politiek) steeds meer met elkaar verbonden raken.
- globaliseringsindex
- De rangorde van landen naar mate van openheid en gerichtheid op het buitenland.
- handelskolonialisme (1500–1800)
- Vestiging van Europese handelsmaatschappijen in de nieuw ontdekte gebieden van Afrika, Amerika en Azië met het doel handel te drijven.
- handelsoorlog
- Een situatie waarbij landen over en weer door het heffen van importtarieven de binnenlandse markt afschermen tegen buitenlandse concurrentie.
- herstructurering
- Een blijvende omvorming van de economie bijvoorbeeld van agrarisch naar industrieel of van industrieel naar een diensten economie.
- industrieel kolonialisme (1800–1945)
- Fase waarin Europese moederlanden koloniën stichten die ze zelf besturen, met als doel de aanvoer van grondstoffen veilig te stellen en een afzetmarkt voor hun industriële eindproducten te vormen.
- just-in-time
- Principe dat goederen precies op tijd worden aangeleverd. Voorraadvorming en dure opslag van goederen wordt hierdoor beperkt.
- kapitaalintensief
- Bij de productie wordt veel kapitaal gebruikt (dure machines, gebouwen). Een chemisch bedrijf is kapitaalintensief.
- Koude Oorlog (1945–1989)
- Periode waarin de twee wereldmachten Verenigde Staten en Sovjet-Unie vijandig tegenover elkaar staan.
- landlocked
- Landen die opgesloten liggen tussen andere landen en dus geen vrije toegang tot de zee hebben.
- multipolaire wereldeconomie
- Een economie waarbij op meerdere plaatsen in de wereld belangrijke economische kerngebieden ontstaan. Dit systeem vervangt dus het huidige wereldsysteem bestaande uit centrum, semiperiferie en periferie.
- outsourcing
- Het verplaatsen van economische bedrijvigheid (vooral ook diensten) vanuit rijke landen naar goedkopere gebieden.
- politieke systeem
- De wijze waarop een land wordt bestuurd.
- productieketen
- De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct.
- regionaal ontwikkelingsbeleid
- Extra ondersteuning vanuit Den Haag of de EU voor achterblijvende gebieden.
- vestigingsfactoren
- Redenen voor een bedrijf om zich juist daar te vestigen, bijvoorbeeld vanwege een goede bereikbaarheid.
- vestigingskolonie
- Gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen en de kolonie opbouwen, vaak naar voorbeeld van het moederland.
- vrijemarkteconomie
- Economisch systeem waarbij de productie in handen is van particuliere ondernemers.
- vrijhandel
- Handel waarbij de grenzen tussen handelsgebieden zo veel mogelijk worden weggenomen.
- WTO
- Wereldhandelsorganisatie die pleit voor vrijhandel (World Trade Organization).