1 WERELD Globalisering
Woorden in deze lijst (46)
Origineel
- actoren
- Supermarkten, boeren, overheden, consumenten, milieuorganisaties, die allemaal hun specifieke rol in voedselproductie spelen.
- agri-business
- Multinationals die wereldwijd de gehele agrarische productieketen beheersen, inclusief transport, handel en verkoop aan de consument.
- amerikanisering
- De verbreiding van de Amerikaanse (westerse) cultuur over niet-westerse gebieden.
- arbeidsmigratie
- Verhuizen naar een ander gebied of plaats om daar te gaan werken.
- bedrijfsbeëindiging
- Boeren stoppen met hun bedrijf.
- biologische landbouw
- Alternatief voor de reguliere landbouw, werkt zonder chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest.
- concurrentie
- De strijd tussen bedrijven om de afzetmarkt.
- de-industrialisatie
- Proces waarbij de industriële activiteiten in een gebied voor een belangrijk deel verdwijnen.
- dekolonisatie
- Proces waarbij de kolonies zelfstandig worden.
- diversificatie
- De boer verdient naast de landbouw ook geld aan toerisme, recreatie en zorg, of natuur (de boer heeft nevenactiviteiten).
- exploitatiekolonie
- Een kolonie die door het moederland gebruikt wordt als wingewest. De kolonie wordt door het moederland aan de ene kant gebruikt om grondstoffen te leveren en dient aan de andere kant als afzetmarkt voor de producten van het moederland. De kolonisten zijn hier vaak tijdelijk (zie ook vestigingskolonie).
- geografische ligging
- Positie van een gebied of land ten opzichte van andere gebieden of landen.
- global shift
- Een (mogelijke) verschuiving van het economische en politieke zwaartepunt in de wereld, bijvoorbeeld van de landen rond de Atlantische Oceaan naar gebieden rond de Grote Oceaan.
- globalisering of mondialisering
- Proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen op aarde toeneemt. Economische globalisering of internationalisering en culturele globalisering zijn hier twee belangrijke aspecten van.
- grondgebonden landbouw
- Landbouw die afhankelijk is van het land voor de teelt van (voeder)gewassen, weidegang of mestafzet. Dit in tegenstelling tot intensieve landbouw, zoals bio-industrie of glastuinbouw.
- identiteit
- Kenmerken die typerend zijn voor een persoon, groep of gebied (streektaal, cultuur, landschap).
- industrialisatie
- Proces waarbij de industriële sector een steeds belangrijkere plaats in de samenleving inneemt.
- informatie- of communicatietechnologie
- Alle technieken die het mogelijk maken informatie van het ene punt naar het andere punt te verspreiden.
- inkomenssubsidie
- Een bedrag per hectare voor boeren die duurzaam en verantwoord werken, omdat dit minder oplevert.
- intensivering
- Hierbij probeert de boer een grotere opbrengst per hectare, per dier en per arbeider te behalen. Vaak is schaalvergroting het gevolg.
- internationale arbeidsverdeling (nieuwe)
- De manier waarop tegenwoordig de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten in het wereldsysteem verdeeld zijn.
- landschappelijke kwaliteit
- De aantrekkelijkheid van het landschap.
- lingua franca
- De voertaal in een gebied waar meerdere talen gesproken worden. Op wereldschaal is dat het Engels.
- megastad
- Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
- mondiaal netwerk
- Verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein. Het wereldwijd netwerk zijn en dit is een mondiaal netwerk.
- multinationale onderneming (mno)
- Groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen.
- netwerk
- Verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein. Het kan een netwerk zijn tussen twee landen (transnationaal netwerk) of een wereldwijd (mondiaal netwerk).
- productieketen
- De route die een product aflegt van idee of grondstof tot dienst of eindproduct.
- productiekosten
- Kosten voor grond, arbeid en kapitaal.
- productiesubsidies
- Een toeslag op de marktprijs die de boer krijgt, zodat hij meer gaat produceren.
- protectie
- Maatregelen die een land treft om een economische sector te beschermen, bijvoorbeeld de landbouw.
- schaalvergroting
- Proces waarbij er steeds minder, maar wel grotere bedrijven zijn.
- specialisatie
- De boer richt zich maar een of enkele producten, veelal kennisintensieve teelten zoals in de tuinbouw, of op biologische productie.
- tijd-ruimtecompressie
- Proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door de moderne transport- en informatietechnologie daalt.
- transnationaal netwerk
- Verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein. Het kan een netwerk zijn tussen twee landen en dit noem je dan een transnationaal netwerk.
- transporttechnologie
- Technische voorzieningen die samenhangen met vervoer van goederen en mensen.
- triade (triadisch netwerk)
- Het geheel van verbanden tussen de drie belangrijkste economische machtsblokken (VS, Japan, EU) in de wereld.
- verduurzaming in de landbouw
- Meer milieu- en diervriendelijke productie die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.
- vestigingskolonie
- Een gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen. Zij bouwen het gebied opnieuw op, vaak naar het voorbeeld van het moederland. De meeste vestigingskolonies behoren nu tot de rijkere landen in de wereld (zie ook exploitatiekolonie).
- vrijemarkteconomie
- Economisch systeem waarbij bedrijven bepalen wat waar geproduceerd wordt. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod en er is weinig overheidsbemoeienis.
- vrijhandel
- Handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen zoals invoerrechten bestaan.
- Wereldhandelsorganisatie (WTO)
- Overlegorgaan waarin ruim 140 landen wereldhandelsverdragen vastleggen, met als doel liberalisering van de wereldhandel.
- wereldstad
- Een grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is als economisch, politiek en cultureel centrum.
- WTO
- Wereldhandelsorganisatie (in het Engels: World Trade Organisation).
- zakelijke en financiële dienstverlening
- Dienstverlening door particuliere bedrijven, dus niet door overheidsdiensten.
- zelfvoorzieningsgraad
- De verhouding tussen productie en consumptie (een zelfvoorzieningsgraad van 200% betekent dat er twee keer zoveel geproduceerd wordt dan geconsumeerd).