Unit 2 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG
Woorden in deze lijst (43)
Origineel
- dag
- day
- een afspraak maken
- to make an appointment
- een datum afspreken
- to set a date
- gisteravond/
vannacht - last night
- gisteren
- yesterday
- jaar
- year
- klok
- clock
- maand
- month
- minuut
- minute
- nacht
- night
- op tijd (zijn)
- (to be) on time
- uur
- hour
- vanavond
- tonight
- vandaag
- today
- verjaardag
- birthday
- week
- week
- Hallo, met Sarah.
- Hello, Sarah speaking.
- Hallo, 21st Century. Hoe kan ik u van dienst zijn?
- Hello, 21st Century. How can I help you?
- Hallo, met Hamish MacInnes.
- Hello, this is Hamish MacInnes calling.
- Kan ik met meneer Smith spreken, alstublieft?
- May I speak to Mr. Smith, please?
- Spreek ik met meneer Smith?
- Am I speaking to Mr. Smith?
- U spreekt met John Smith.
- This is John Smith speaking.
- Hoi, Amy. Met Hamish. Is je broer thuis?
- Hi, Amy. It's Hamish. Is your brother in?
- Helaas, hij is er niet.
- Sorry, he's not in right now.
- Bedankt voor het bellen. Dag.
- Thank you for calling. Goodbye.
- Ik heb school van 8.30 tot 15.30 uur.
- I've got school from 8:30 a.m. to 3:30 p.m.
- Zou morgenmiddag om 16.00 uur schikken?
- How about four o'clock tomorrow afternoon?
- Het begint woensdagmorgen om kwart voor negen.
- It starts at quarter to nine on Wednesday morning.
- De afspraak is op de 25ste om half acht.
- The appointment is at half (past) seven on the 25th.
- Hoe laat is het? - 12 uur.
- What time is it? - It's noon.
- Hoe heet je? - Ik heet Hamish.
- What's your name? - My name is Hamish.
- Hoe oud ben je? - Ik ben 14 (jaar).
- How old are you? - I'm 14 (years old).
- Waar woon je? - Ik woon in Edinburgh.
- Where do you live? - I live in Edinburgh.
- Met wie woon je? - Ik woon bij mijn gezin.
- Who do you live with? - I live with my family.
- Wat is je favoriete plaats? - Mijn favoriete plaats is Edinburgh.
- What is your favourite place? - My favourite place is Edinburgh.
- Wat is je favoriete ding, en waarom? - Mijn telefoon, want ik kan niet zonder.
- What's your favourite thing and why? - My mobile because I can’t do anything without it.
- Edinburgh is precies groot genoeg.
- Edinburgh is just the right size.
- Het is een interessante plaats.
- It's an interesting place.
- Een mobiel is een telefoon die je mee kunt nemen.
- A mobile is a phone you can take with you.
- Hij lijkt op een kleine tablet.
- It looks like a small tablet.
- Hij is gemaakt van metaal, glas en zwart plastic.
- It's made of metal, glass and black plastic.
- Hij heeft een touchscreen.
- It has a touchscreen.
- Je kunt hem gebruiken om apps te downloaden.
- You can use it to download apps.