Na klar! - 4 VWO - Kapitel 6 Treffpunkt - Sprich mal! - Redemittel

Na klar! - 4 VWO - Kapitel 6 Treffpunkt - Sprich mal! - Redemittel

Woorden in deze lijst (39)

Wat vind je ervan?
Was hältst du davon?
Ik ben ervoor.
Ich bin dafür.
Ik ben ertegen.
Ich bin dagegen.
Ik ben het helemaal met je eens.
Ich bin ganz deiner Meinung.
Ben je het ermee eens?
Bist du damit einverstanden?
Sorry dat ik je onderbreek. Even iets anders.
Entschuldige, dass ich dich unterbreche. Mal was ganz Anderes.
Waar wil je in de vakantie naartoe gaan?
Wohin möchtest du in Urlaub fahren?
Ik beloof dat ik de vlucht boek.
Ich verspreche dir, dass ich den Flug buche.
Wij zullen wel een oplossing vinden.
Wir werden schon eine Lösung finden.
Rustig maar.
Nur mit der Ruhe./Mach keinen Stress.
Maak je geen zorgen. Dit probleem los ik op.
Mach dir keine Sorgen. Dieses Problem löse ich.
Afgesproken! Dat is allemaal niet zo erg.
Abgemacht! Das ist alles halb schlimm.
Wees niet bang. Dat lukt ons wel.
Nur keine Angst. Wir kriegen das schon hin.
Maken jullie je maar geen zorgen.
Macht euch nur keine Sorgen.
Wat is er aan de hand?
Was ist denn los?
Mijn ouders hebben een chartervlucht geboekt.
Meine Eltern haben einen Charterflug gebucht.
Zal ik de vliegmaatschappij bellen?
Soll ich die Fluggesellschaft anrufen?
Wij moeten om drie uur op het vliegveld zijn.
Wir müssen um drei Uhr am Flughafen sein.
Ik wil graag vertrekken.
Ich möchte abreisen.
Ik ben van 10 juli tot en met 23 augustus op vakantie.
Ich bin vom 10. Juli bis zum 23. August in Urlaub.
De vakantie duurt van 1 juli tot en met 20 augustus.
Die Ferien dauern vom 1. Juli bis zum 20. August.
Zullen we in de bergen gaan wandelen?
Wollen wir in den Bergen wandern?
Wanneer hebben jullie vakantie?
Wann habt ihr Ferien?
Wat doe je in de vakantie het liefst?
Was machst du in den Ferien am liebsten?
Waar zouden we kunnen overnachten?
Wo könnten wir übernachten?
Veel vluchten zijn al volgeboekt.
Viele Flüge sind bereits ausgebucht.
Ik was op schoolreis in Londen.
Ich war auf Klassenfahrt in London.
Ik wil graag willen uitrusten en luieren.
Ich möchte mich ausruhen und faulenzen.
Wil je graag de hele dag in de zon liggen?
Möchtest du den ganzen Tag in der Sonne liegen?
Waarom heb je geen zin in surfen, zwemmen en zeilen?
Warum hast du keinen Bock auf Surfen, Schwimmen und Segeln?
Waarom vliegen we niet naar Turkije of Griekenland?
Warum fliegen wir nicht in die Türkei oder nach Griechenland?
Wil je naar zee gaan?
Willst du ans Meer fahren?
Willen jullie een fietstocht maken?
Wollt ihr eine Radtour machen?
Ik wil het liefst een stad bezichtigen.
Ich möchte am Liebsten eine Stadt besichtigen.
Dat zou een goed idee zijn.
Das wäre eine gute Idee.
De hotelgasten hebben erg lawaai gemaakt.
Die Hotelgäste haben sehr Lärm gemacht.
Ik wil een klacht over de manager indienen.
Ich möchte mich über das Zimmer beschweren.
Kan ik alstublieft de manager spreken?
Könnte ich bitte den Manager sprechen?
Er was geen internet in de hotelkamer.
Es gab kein Internet im Hotelzimmer.
Hoi Gast!