FORUM - 3gym/vwo - Steden & staten

Woorden in deze lijst (29)

Origineel

eeuwenoud: Een eeuw is een periode van honderd jaar. Iets wat eeuwenoud is, is dus al honderden jaren oud.
geestelijkheid: Stand van mensen die hun leven bezig zijn met de christelijke godsdienst.
adel: Groep mensen die voorrechten heeft boven gewone mensen en zich daardoor beschouwt als stand. De stand van de adel bestaat uit grootgrondbezitters. De leden zijn edelen.
markt: Plaats waar producten voor de verkoop worden aangeboden. Later ook gebruikt voor de manier waarop vraag en aanbod prijzen worden bepaald.
rechtspraak: Rechtspraak: Rechtvaardig oplossen van ruzies. Als twee mensen ergens ruzie over hebben, wil je dat de rechtspraak aan wie er gelijk heeft.
macht: Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt, ook als ze dat uit zichzelf niet willen.
bestuur: Regering: Regeren is het eigen land besturen. De regering bestaat uit degenen die het land besturen.
graaf: Edel die bestuurder was van een graafschap. Graven waren volgelingen van koningen tijdens de feodaliteit. Zij hadden hun graafschap (provincie) in leen.
rechten: Dingen die je mag doen of die je hoort te krijgen, bijvoorbeeld het recht om zelf te kiezen waar je wilt wonen of het recht op voldoende voedsel.
wet: Algemene regel die geldt voor iedereen in het land omdat die door de regering is vastgesteld.
belasting: Verplichte geldbetaling aan de regering waarmee de salarissen van ambtenaren worden betaald en waarmee de regering wegen, ziekenhuizen, enzovoort, kan aanleggen.
financiën: Financiën: Iets financieren is zorgen voor het geld dat ergens voor nodig is. Financiën zijn geldzaken.
vertegenwoordiger: Iemand die namens anderen spreekt of handelt.
ambtenaar: Iemand die werkt in dienst van de staat, of in dienst van het hoofd van zo'n staat, bijvoorbeeld een koning.
democratie: Regering door het volk. In een democratisch land wordt naar de inwoners geluisterd en is hun stem belangrijk, bijvoorbeeld bij verkiezingen.
trouw: Blijven bij iemand voor wie je hebt gekozen en hem of haar goed helpen.
handel: Uitwisseling van goederen door te ruilen of door met geld te betalen.
volgeling: Iemand die zich laat leiden door degene die hij volgt. Tijdens de feodaliteit is een volgeling iemand die trouw zweert aan een vorst en in ruil daarvoor in leen krijgt.
verbond: Afspraak om samen iets te doen. Dat kan tussen mensen zijn, maar ook tussen steden of staten. Dan lijkt het soms op een bondgenootschap.
veldslag: Groot gevecht waarin legers elkaar bestrijden.
ridder: Gewapende ruiter. In de Middeleeuwen meestal een edelman.
edele: Edel: Groep mensen die voorrechten heeft boven gewone mensen en zich daardoor beschouwt als stand. De stand van de adel bestaat uit grootgrondbezitters. De leden zijn edelen.
heer: Edel die grootgrondbezitter is en de baas was in een bepaald domein.
burcht: Versterkte plaats, meestal met een omheining of ommuring. Woonplaats van edele.
feodale versnippering: Als volgelingen tijdens de feodaliteit helemaal hun eigen gang gingen en het land van hun leen eigenom was, viel een land uit elkaar. Dat was feodale versnippering.
eerbied: Als je iemand bewondert of respecteert en van hem onder de indruk bent, heb je eerbied voor diegene.
staat: Een staat zonder koning of andere vorst. Bij de Romeinen was de republiek 'iets van iedereen'; dat wil zeggen: een staat van en voor de burgers.
hertog: Aanvoerder van een stam of volk die volgelingen werd van een koning en daardoor zijn gebied (hertogdom) als leen van de koning ging beschouwen. Hij stond hoger in rang dan een graaf.
koninkrijk: Land dat geregeerd wordt door een koning of koningin.