H1 wat is maatschappijleer

5keer geoefend
Woorden in deze lijst (34)
Origineel
- Compromis:
- Oplossing waarbij iedereen iets toegeeft.
- Politiek probleem:
- Een probleem dat de overheid moet oplossen.
- Dilemma:
- Lastige keuze tussen twee opties.
- Rechtsstaat:
- Land waarin rechten en wetten gelden.
- Parlementaire democratie:
- Systeem waarin het volk meebeslist via gekozen vertegenwoordigers.
- Pluriforme samenleving:
- Samenleving met veel verschillende culturen.
- Verzorgingsstaat:
- Land waar de overheid zorgt voor de burgers.
- Waarde:
- Wat belangrijk is in het leven.
- Norm:
- Regels over gedrag.
- Sociale verplichting:
- Iets wat je moet doen voor de samenleving.
- Belang:
- Voordeel voor jezelf of een groep.
- Belangentegenstelling:
- Tegenstrijdige belangen tussen groepen.
- Macht:
- Invloed hebben op anderen.
- Gezag:
- Macht die wordt erkend en geaccepteerd.
- Machtsmiddel:
- Middel om invloed uit te oefenen.
- Sociale ongelijkheid:
- Verschillen in kansen en welvaart.
- Sociale cohesie:
- Hoe sterk de banden zijn tussen mensen in een samenleving.
- Nepnieuws:
- Valse informatie die verspreid wordt als echt nieuws.
- Manipulatie:
- Informatie opzettelijk verdraaien.
- Propaganda:
- Ideeën verspreiden om mensen te beïnvloeden.
- Indoctrinatie:
- Gedachten en meningen opgedrongen krijgen.
- Polarisatie:
- Steeds grotere tegenstellingen tussen groepen.
- Complottheorie:
- Geloof in een geheime, kwade samenzwering.
- Objectief:
- Feitelijk en onbevooroordeeld.
- Subjectief:
- Gebaseerd op persoonlijke mening.
- Filterbubbel:
- Alleen informatie krijgen die bij je opvattingen past.
- Algoritme:
- Regels die bepalen welke online informatie je ziet.
- Big data:
- Grote hoeveelheden gegevens die geanalyseerd worden.
- Referentiekader:
- Alles wat je eerdere ervaringen en kennis beïnvloeden.
- Selectieve waarneming:
- Alleen zien wat je verwachtingen bevestigt.
- Vooroordeel:
- Een mening hebben zonder feiten.
- Kritisch denken:
- Goed nadenken over informatie en meningen.
- Stelling:
- Een bewering die je verdedigt of aanvalt.
- Argument:
- Reden om je stelling te onderbouwen.