Na klar! 1 & 2 VWO/GYMNASIUM A - München - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel

Na klar! 1 & 2 VWO/GYMNASIUM A - München - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel

Woorden in deze lijst (23)

Doe je veel aan sport?
Machst du viel Sport?
Ja, ik doe veel aan sport.
Ja, ich mache viel Sport.
Nee, ik houd niet van sport.
Nein, ich mag Sport nicht.
Aan welke sport doe je?
Welchen Sport treibst du?
Ik zit op judo.
Ich bin im Judoverein.
Ik doe aan fitness.
Ich mache Fitness.
Hoe vind je atletiek?
Wie findest du Leichtathletik?
Ik vind atletiek geweldig/saai.
Ich finde Leichtathletik super/langweilig.
Hoelang zit je al op volleybal?
Wie lange spielst du schon Volleyball?
Ik zit al drie jaar op volleybal.
Ich spiele schon seit drei Jahren Volleyball.
Hoe vaak heb je training?
Wie oft hast du Training?
Ik heb een keer per week training.
Ich habe einmal pro Woche Training.
Ik train soms, niet elke week.
Ich trainiere manchmal, nicht jede Woche.
Van wanneer tot wanneer heb je tennisles?
Von wann bis wann hast du Tennistraining?
Ik heb les van twee tot half vier.
Ich habe von zwei bis halb vier Training.
Wanneer heb je een wedstrijd?
Wann hast du ein Spiel/einen Wettkampf?
Ik heb op maandag een wedstrijd.
Ich habe am Montag ein Spiel/einen Wettkampf.
Hoelang duurt de wedstrijd?
Wie lange dauert das Spiel?
Hij duurt een (half) uur/anderhalf uur.
Er dauert eine (halbe) Stunde/anderthalb Stunden.
Wat doe je graag in de zomer?
Was machst du gern im Sommer?
In de zomer zeil ik graag.
Im Sommer segle ich gern.
Wat doe je graag in de winter?
Was machst du gern im Winter?
In de winter ski ik vaak.
Im Winter fahre ich oft Ski.
Hoi Gast!