Na klar! - 4 HAVO - Eine alltägliche Reise - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel

Woorden in deze lijst (15)

Origineel

Eerst maak ik huiswerk, daarna eet ik en ten slotte kijk ik nog een uur tv.: Zuerst mache ich Hausaufgaben, dann esse ich und schließlich sehe ich noch eine Stunde fern.
Om kwart over zeven sta ik op.: Um Viertel nach sieben stehe ich auf.
Ik rijd om tien voor acht naar school.: Ich fahre um zehn vor acht in die Schule.
Ben je later nog ergens anders geweest?: Bist du später noch anderswo gewesen?
Ik ben altijd op de hoogte van wat er op het moment in de mode is.: Ich bin immer auf dem Laufenden über die aktuelle Mode.
Het maakt me niet uit, maar je wilde iets zeggen?: Es ist mir egal, aber du wolltest etwas sagen?
Je werkt me elke dag ongelooflijk op de zenuwen.: Du gehst mir jeden Tag tierisch auf die Nerven.
Sorry, het komt allemaal goed. Maak je geen zorgen.: Entschuldigung, es geht alles in Ordnung. Mache dir keine Sorgen.
Ik heb er nu genoeg van. Daarmee is het voorgoed afgelopen.: Mir reicht es jetzt. Damit ist endgültig Schluss.
We hebben geprobeerd te bellen, want je was niet op school.: Wir haben versucht, dich anzurufen, denn du warst nicht in der Schule.
Je telefoon gaat voortdurend. Waarom neem je niet op?: Dein Telefon klingelt dauernd. Warum nimmst du nicht ab?
Dat kan best zijn, maar dit heeft gevolgen.: Mag sein, aber dies hat Konsequenzen.
Wat bedoel je daarmee? Het zal echt niet meer voorkomen.: Was meinst du damit? Es wird wirklich nicht mehr vorkommen.
Begrijp je me? Je laat me geen andere keuze.: Verstehst du mich? Du lässt mir keine andere Wahl.
Het heeft allemaal geen zin. Je vertelt niet de waarheid. Je mobiel stond aan.: Es nützt alles nichts. Du sagst nicht die Wahrheit. Dein Handy war eingeschaltet.