Toets Frans

Toets Frans

Larin
41

Woorden in deze lijst (41)

en Angleterre
in/naar Engeland
en Espagne
in/naar Spanje
en Belgique
in/naar België
aux Pays-Bas
in/naar Nederland
le bateau
de boot
l'avion m
het vliegtuig
le train
de trein
la rentrée
de eerste schooldag
avoir envie de
zin hebben in
travailler
werken
voyager
reizen
il fait mauvais
het is slecht weer
il fait beau
het is mooi weer
il fait froid
het is koud
il fait chaud
het is warm
Tu as été où?
Waar ben jij geweest?
J'ai été en Italie.
Ik ben in Italië geweest.
Il a fait beau?
Was het mooi weer?
Oui, il a fait chaud.
Ja, het was warm.
Il a fait 28 degrés.
Het was 28 graden.
le garçon
de jongen
la fille
het meisje
le copain
de vriend
la copine
de vriendin
la famille
de familie
formidable
geweldig
terrible
vreselijk
c'est vrai
het is waar
le départ
het vertrek
l'ile v
het eiland
le matin
de ochtend
le soleil
de zon
fort(e)
sterk/goed
difficile
moeilijk
mais
maar
alors
dan
Tu as passé de bonnes vacances?
Heb je een leuke vakantie gehad?
Oui, c'était super!
Ja, het was super!
Avec qui?
Met wie?
Avec mes parents.
Met mijn ouders.
en Allemagne
in/naar Duitsland
Hoi Gast!