Nectar - 1 havo/vwo - Hoofdstuk 3 - Waarnemen

Nectar - 1 havo/vwo - Hoofdstuk 3 - Waarnemen

Woorden in deze lijst (99)

aanpassing
eigenschap waardoor een organisme in een bepaalde leefomgeving beter kan overleven
accommoderen
het platter en boller worden van de ooglens
automatisch
bewegingen en andere dingen die je leert gaan vanzelf, doordat je ze vaak herhaalt; door de herhalingen gebruik je steeds dezelfde zenuwcellen
bekerogen
oogvlekken (lichtgevoelige cellen) in de vorm van een bekertje, waarmee het dier ook ziet uit welke richting het licht komt; bijvoorbeeld bij slakken
bewegingszenuwen
zenuwen die vanaf de hersenen naar spieren lopen
bewust
als je merkt wat je precies waarneemt; bewustwording vindt plaats in de hersenen, als het bericht uit een zintuig daar is aangekomen
bijziend
als je alleen van dichtbij scherp kunt zien (te lange oogbol)
blinde vlek
plaats waar de oogzenuw aan de oogbol zit; hier zit geen netvlies
bolle lens
hiermee zie je voorwerpen van dichtbij scherp; een +bril heeft bolle lenzen
bovenste gehoorgrens
hoogste toon die organismen kunnen horen; voor mensen is deze 20 000 hertz
buis van Eustachius
buis die trommelholte en keelholte met elkaar verbindt; regelt dat de druk van lucht (luchtdruk) aan beide kanten van het trommelvlies even groot is
centrale zenuwknoop
knooppunt van zenuwcellen, waarin impulsen uit verschillende zintuigen samenkomen en impulsen naar andere zenuwknopen of spieren worden gestuurd; bijvoorbeeld in het zenuwstelsel van een regenworm
coördinatie
fijne afstemming van het samentrekken van spieren bij bewegingen; geregeld door de kleine hersenen
decibels
je drukt het geluidsniveau uit in aantal decibels
diepte zien
doordat je met je linkeroog een iets ander beeld waarneemt dan met je rechteroog
diepte zien
om afstand te kunnen schatten; bij roofdieren zitten de ogen aan de voorkant van de kop, zij hebben zo een groot gezichtsveld van beide ogen
evenwichtsorgaan
orgaan bij het slakkenhuis van het oor; bestaat uit drie halfcirkelvormige kanalen met vloeistof en zintuigcellen, waarmee je de bewegingsrichting van je hoofd waarneemt
facetogen
aantal piepkleine oogjes tegen elkaar aan bij insecten; elk oogje ziet een apart beeld, waardoor een insect een mozaïek van stipjes ziet
geheugen
deel van de grote hersenen waarmee je informatie onthoudt
geheugenspoor
patroon van verbindingen tussen zenuwcellen op de hersenschors; dat patroon onthoud je en kun je weer activeren
gehoorbeentjes
hamer, aambeeld, stijgbeugel; geven de trillingen van het trommelvlies door aan het slakkenhuis
gehoorbereik
frequentiegebied van het gehoor van organismen; voor mensen ligt deze tussen de 20 en 20 000 Hz
gehoorgang
hierin komt het opgevangen geluid vanuit de oorschelpen
gehoorzenuw
hierdoor gaan impulsen vanuit het slakkenhuis naar je hersenen
gehoorzintuig
in het oor; is gevoelig voor de prikkel ‘geluid’
gele vlek
deel van het netvlies met veel kegeltjes; met dat deel zie je het best
geluid
trillende lucht; prikkel voor het slakkenhuis (gehoorzintuig) in je oren
geluidsniveau
hoe hard het geluid is; je meet het geluidsniveau in decibels
geurstoffen
stoffen (gassen) in de lucht, die het reukzintuig in de neus prikkelen; ook voedingsmiddelen geven geurstoffen af
gevoelszenuwen
zenuwen die vanaf zintuigen naar de hersenen lopen
gezichtsveld
hoeveel je van de omgeving ziet; prooidieren hebben een groot gezichtsveld
gezichtszintuig
in het oog; is gevoelig voor de prikkel ‘licht’
glasachtig lichaam
soort gelei vulling van het oog
grote hersenen
deel van de hersenen, waar onder andere het bewustzijn, centra voor zintuiglijke waarneming en bewegingscentra zitten
harde oogvlies
de buitenste laag van het oog; beschermt alles wat binnenin het oog ligt
hersencentrum
deel van de hersenschors van de grote hersenen waar de impulsen uit zintuigen verwerkt worden (bewustwording) of waar bewegingen als reactie op waarnemingen ontstaan
hersenen
orgaan waar de berichten vanuit je zintuigen aankomen; in de hersenen word je je bewust van wat je waarneemt en met je hersenen beslis je hoe je reageert
hersenschors
sterk geplooide buitenkant van de grote hersenen
hersenstam
de verbinding van de grote en de kleine hersenen met je ruggenmerg; hier worden onbewuste lichaamsprocessen geregeld, bijvoorbeeld je hartslag
hertz
bij geluid; aantal trillingen per seconde
holle lens
hiermee zie je voorwerpen van veraf scherp; een –bril heeft holle lenzen
hoornvlies
doorzichtig deel van het harde oogvlies
impulsen
ontstaan in een zintuig uit een prikkel; impulsen gaan via zenuwen naar je hersenen en vanuit je hersenen gaan impulsen via zenuwen naar je spieren
infrarode straling
voor mensen onzichtbare straling, die wordt uitgezonden door voorwerpen en organismen die warmer zijn dan hun omgeving; je voelt het als warmte; infrarode straling is waar te nemen door bepaalde padden, slangen en vissoorten
iris
gekleurde deel van het vaatvlies
kegeltjes
zintuigcellen in het netvlies voor het zien van kleuren; er zijn drie typen: voor rood licht, voor blauw licht en voor groen licht
kegeltjes
zintuigcellen in het netvlies voor het zien van kleuren; mensen hebben drie typen (voor rood, blauw en groen licht), maar veel dieren hebben minder typen of hebben helemaal geen kegeltjes
kleine hersenen
deel van de hersenen dat zorgt voor de coördinatie van spierbewegingen
kortetermijngeheugen
geheugen waarmee je informatie maar kort onthoudt, bijvoorbeeld een nummer uit de telefoongids
koudezintuigen
zintuigen in je huid, tong, lippen en mondholte; zijn gevoelig voor de prikkel ‘lagere temperatuur’
langetermijngeheugen
geheugen waarmee je informatie lang onthoudt, bijvoorbeeld jouw eigen telefoonnummer
lens
zorgt voor een scherp beeld op het netvlies
lichtzintuig
ander woord voor gezichtszintuig; het netvlies in elk oog, waarmee je de prikkel ‘licht’ opvangt
middenoorontsteking
de trommelholte raakt ontstoken door ziekteverwekkers, die bijvoorbeeld via de buis van Eustachius in de trommelholte komen
nabijheidspunt
dichtstbijzijnde punt waar je een voorwerp nog net scherp kunt zien
netvlies
binnenste laag in het oog; het lichtzintuig met daarin de lichtgevoelige zintuigcellen die de prikkel licht opvangen en omzetten in impulsen
neusslijmvlies
zit in je neusholte en houdt de neusholte vochtig; bovenin zit het reukzintuig
onbewust
processen van je lichaam waar je niet bij nadenkt; ze gebeuren vanzelf en worden geregeld door de hersenstam, bijvoorbeeld je hartslag en ademhaling
onderste gehoorgrens
laagste toon die organismen kunnen horen; voor mensen is deze 20 Hz
oogkassen
holtes in je schedel waarin je ogen zitten
oogleden
verspreiden traanvocht over je ogen en beschermen je ogen tegen stof en zweet
oogvlekken
groepjes lichtgevoelige cellen, dus geen echte ogen; bijvoorbeeld bij wormen
oogwit
ligt om de iris heen; is het deel van het harde oogvlies dat je kunt zien
oogzenuw
hierdoor gaan impulsen vanuit het netvlies naar de hersenen
oorschelp
deel van het oor dat je aan de buitenkant ziet; vangt geluidstrillingen op
oorsmeerklieren
kliertjes in de gehoorgang die oorsmeer maken, dat het trommelvlies soepel houdt
pijnzintuigen
in de huid en andere plekken van je lichaam; zijn gevoelig voor de prikkel ‘pijn’
platte lens
hiermee zie je voorwerpen van veraf scherp; een –bril heeft platte lenzen
prikkel
informatie uit je omgeving; verandering waarop een organisme kan reageren
proeven
de hersenen combineren de informatie van je smaakzintuigen en van je reukzintuig
pupil
opening in de iris die bij weinig licht groter wordt en bij veel licht kleiner wordt
pupilreflex
groter worden van je pupillen bij weinig licht en kleiner worden van je pupillen bij veel licht; gebeurt door lengtespiertjes en een kringspiertje in de iris
reageren
iets doen na verwerking van impulsen uit de zintuigen
receptor
de onderkant van een reukzintuigcel; elke receptor heeft een vorm, waar maar één soort geurdeeltje op past
reukzintuig
ligt in het neusslijmvlies bovenin je neus; is gevoelig voor de prikkel ‘geur’; je proeft eten door de combinatie van geurstoffen en smaakstoffen uit het eten
ruggenmerg
deel van het zenuwstelsel dat in de wervelkolom ligt; via je ruggenmerg gaan impulsen van zintuigen naar de hersenen en van de hersenen naar spieren
slakkenhuis
dit is het gehoorzintuig; hierin zit vloeistof en zintuigcellen met haartjes die trillingen omzetten in impulsen voor de hersenen
smaakpapillen
uitsteeksels op de tong, waartussen de smaakzintuigen liggen
smaakstoffen
stoffen in je eten die de smaakzintuigen op de tong prikkelen
smaakzintuigen
zintuigen op je tong waarmee je zout, zuur, zoet, bitter en umami (hartig) waarneemt; voor elke smaak is er één soort smaakzintuig
staafjes
zintuigcellen in het netvlies die ’s avonds en ‘s nachts bij weinig licht werken en waarmee je zwart, wit en grijstinten ziet
staafjes
zintuigcellen in het netvlies die ’s avonds en ‘s nachts werken; nachtdieren hebben extra veel staafjes in hun netvlies
straallichaam
kringspier om de ooglens, die de lens boller en platter kan maken
tastzintuigen
zintuigen in je huid, tong, lippen en mondholte; zijn gevoelig voor de prikkel ‘hoe voelt een voorwerp aan’
traanbuis
hierdoor stroomt traanvocht met vuil vanuit je ogen naar je neus
traanklier
klier boven je oog; maakt traanvocht dat je ogen tegen uitdrogen beschermt en het stof wegspoelt
traanvocht
vocht uit traanklieren; voorkomt uitdrogen van het oog, spoelt stof en vuiltjes weg en werkt ontsmettend
trommelholte
holte achter het trommelvlies waarin de gehoorbeentjes liggen
trommelvlies
dun ‘vel’ dat aan het einde van de gehoorgang ligt en gaat trillen door geluidstrillingen
ultraviolette straling
voor mensen onzichtbare straling van de zon, maar bijen kunnen het wel zien; door uv-straling zien bijen een honingmerk in een bloem
umami
hartige smaak van voedsel; de smaak van vlees
vaatvlies
middelste laag in het oog, waarin veel bloedvaatjes liggen
verziend
als je alleen in de verte scherp kunt zien (te korte oogbol)
warmtezintuigen
zintuigen in de huid, tong, lippen en mondholte; zijn gevoelig voor de prikkel ‘hogere temperatuur’
wenkbrauwen
haren boven je ogen, die je ogen tegen stof en zweet beschermen
wimpers
haren aan de oogleden, die je ogen tegen stof en zweet beschermen
zenuwen
dunne ‘draden’ die door je hele lichaam verspreid liggen; dat zijn de lange uitlopers van zenuwcellen, waarlangs impulsen worden vervoerd
zenuwstelsel
bestaat uit zenuwen, ruggenmerg en hersenen
zintuigen
(delen van) organen die prikkels opvangen en omzetten in impulsen
Hoi Gast!