ZugSpitze - 5 HAVO - Gespräche führen - Die Zukunft liegt vor dir - Vokabelliste
Woorden in deze lijst (50)
Origineel
- rot/vervelend
- ärgerlich
- de opleiding
- die Ausbildung
- naar het buitenland gaan
- ins Ausland gehen
- op kamers gaan wonen
- von Zuhause ausziehen
- de beroepswens
- der Berufswunsch
- rekening houden met iets
- etwas berücksichtigen
- een vaste relatie hebben
- eine feste Beziehung haben
- het eengezinshuis
- das Einfamilienhaus
- de opwarming van de aarde
- die Erderwärmung
- ervaringen opdoen
- Erfahrungen sammeln
- de flat
- die Etagenwohnung
- in elk geval
- auf jeden Fall
- de vooruitgang
- der Fortschritt
- het salaris
- das Gehalt
- nieuwsgierig zijn naar
- gespannt sein auf (+4)
- gezond en fit blijven
- gesund und fit bleiben
- met iemand trouwen
- jemanden heiraten
- rondreizen
- herumreisen
- over een paar jaar
- in ein paar Jahren
- een baan zoeken
- einen Job suchen
- carrière maken
- Karriere machen
- de verandering van het klimaat
- der Klimawandel
- ingewikkeld
- kompliziert
- veel landen bezoeken
- viele Länder besuchen
- Het gaat me makkelijk af.
- Es fällt mir leicht.
- het liefst
- am liebsten
- Het is mogelijk dat...
- Es ist möglich, dass...
- op het moment
- im Moment
- aardige collega’s
- nette Kolleginnen und Kollegen
- hoewel
- obwohl
- Jammer dat...
- Schade, dass...
- Het valt me zwaar.
- Es fällt mir schwer.
- bezorgd zijn over
- sich Sorgen machen um
- zuinig leven
- sparsam leben
- de studierichting
- die Studienrichtung
- het droomberoep
- der Traumberuf
- geld verdienen
- Geld verdienen
- (geen) begrip hebben voor
- (kein) Verständnis haben für
- voorlopig
- vorläufig
- waarschijnlijk
- wahrscheinlich
- Het belangrijkste is dat...
- Das Wichtigste ist, dass...
- woedend
- wütend
- zichzelf doelen stellen
- sich Ziele setzen
- een kamer huren
- ein Zimmer mieten
- eerst, daarna, ten slotte
- zuerst, danach, zum Schluss
- in de toekomst
- in Zukunft
- de toekomstplannen
- die Zukunftspläne
- samenwonen
- zusammenleben
- vertrouwen hebben in
- zuversichtlich sein
- een tussenjaar nemen
- ein Zwischenjahr machen
