BvJ - 4 vmbo-k (8.0) deel b - Gaswisseling en uitscheiding - De huid en het onderhuidse bindweefsel
Woorden in deze lijst (13)
Origineel
- haar
- Groeit vanuit een haarzakje in de kiemlaag van de opperhuid.
- haarspiertje
- Spiertje in de lederhuid dat haar in de huid rechtop kan laten staan.
- haarzakje
- Uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid waaruit een haar groeit.
- hoornlaag
- Buitenste laag van de opperhuid die bestaat uit dode, verhoornde celresten.
- kiemlaag
- Onderste laag van de opperhuid die bestaat uit levende, zich delende cellen.
- lederhuid
- Huidlaag die bloedvaten, haarspiertjes, zweetklieren, zweetkanaaltjes, zenuwen en zintuigen bevat.
- onderhuids bindweefsel
- Hierin is vet opgeslagen in vetcellen; het vet werkt warmte-isolerend.
- opperhuid
- Deel van de huid dat bestaat uit de hoornlaag en kiemlaag en geen bloedvaten bevat.
- pigment
- Donkere kleurstof die de delende cellen in de kiemlaag beschermt tegen zonlicht (uv-straling).
- talg
- Vettige stof die het haar en de hoornlaag soepel houdt en aantasting van de opperhuid door ziekteverwekkers tegengaat.
- talgklier
- Klier in de haarzakjes die talg afscheidt.
- zweet
- Wordt geproduceerd door zweetklieren en kan door verdamping het lichaam afkoelen.
- zweetklier
- Klier in de lederhuid die zweet produceert.