ZugSpitze - 5 HAVO - Gespräche führen - Im Rhythmus der Großstadt - Vokabelliste
Woorden in deze lijst (50)
Origineel
- afslaan
- abbiegen – biegt ab – abgebogen
- vertrekken
- abfahren – fährt ab – ist abgefahren
- de aankomst
- die Ankunft
- de aansluiting missen
- den Anschluss verpassen
- de instructies opvolgen
- die Anweisungen befolgen
- de informatie
- die Auskunft/die Auskünfte
- bovendien
- außerdem
- om een legitimatiebewijs vragen
- um einen Ausweis bitten
- de metro
- die U-Bahn
- tegenover het station
- gegenüber dem Bahnhof
- het voorbeeld/bijvoorbeeld
- das Beispiel/zum Beispiel
- een beetje
- ein bisschen
- door de stad slenteren
- durch die Stadt bummeln
- de bus
- der Bus/die Busse
- daarom
- deshalb/darum
- het omroepbericht/in het omroepbericht
- die Durchsage/in der Durchsage
- Dat maakt mij niet uit.
- Das ist mir egal.
- eigenlijk
- eigentlich
- rijden/varen
- fahren – fährt – ist gefahren
- het vervoersbewijs
- die Fahrkarte
- Graag gedaan!
- Gern geschehen!/Keine Ursache!
- het spoor
- das Gleis
- de haven bezichtigen
- den Hafen besichtigen
- de pinpas
- die EC-Karte
- de rotonde
- der Kreisverkehr
- Volgens mij ...
- Meiner Meinung nach ...
- de medewerker/de medewerkster
- der Mitarbeiter/die Mitarbeiterin
- op maandag/op dinsdag/op woensdag
- am Montag/am Dienstag/am Mittwoch
- het museum/de musea
- das Museum/die Museen
- in de buurt
- in der Nähe
- voor een noodgeval waarschuwen
- vor einem Notfall warnen
- de openingstijden
- die Öffnungszeiten
- naar het politiebureau gaan
- zum Polizeiamt/Polizeirevier gehen
- de folder
- der Prospekt/die Prospekte
- op tijd
- pünktlich/rechtzeitig
- tot aan het stadhuis lopen
- bis zum Rathaus laufen
- het loket
- der Schalter/die Schalter
- de stadsplattegrond
- der Stadtplan
- voortdurend
- ständig
- de straat oversteken
- die Straße überqueren
- met de tram gaan
- mit der Straßenbahn fahren
- de handtekening
- die Unterschrift
- verliezen
- verlieren – verliert – hat verloren
- de vertraging
- die Verspätung
- laten zien
- zeigen
- de trein
- der Zug/die Züge
- de trein missen
- den Zug verpassen
- uitstappen
- aussteigen – steigt aus – ausgestiegen
- instappen
- einsteigen – steigt ein – eingestiegen
- twee keer overstappen
- zweimal umsteigen
