THÈME 2 C'est ma famille ! - Expressions
Woorden in deze lijst (26)
Origineel
- Il/Elle est comment ?
- Hoe ziet hij/zij eruit?
- Mon frère a les yeux bleus.
- Mijn broer heeft blauwe ogen.
- Mon frère a les yeux noirs.
- Mijn broer heeft zwarte ogen.
- Mon frère a les yeux gris.
- Mijn broer heeft grijze ogen.
- Mon frère a les yeux verts.
- Mijn broer heeft groene ogen.
- Ma soeur a les cheveux blonds.
- Mijn zus heeft blond haar.
- Ma soeur a les cheveux noirs.
- Mijn zus heeft zwart haar.
- Ma soeur a les cheveux bruns.
- Mijn zus heeft bruin haar.
- Ma soeur a les cheveux roux.
- Mijn zus heeft rood haar.
- Il est sympa.
- Hij is aardig.
- Il est cool.
- Hij is cool.
- Il est intelligent.
- Hij is intelligent.
- Il est mignon.
- Hij is lief/schattig.
- Elle est sympa.
- Zij is aardig.
- Elle est cool.
- Zij is cool.
- Elle est intelligente.
- Zij is intelligent.
- Elle est mignonne.
- Zij is lief/schattig.
- Il est marié.
- Hij is getrouwd.
- Il est divorcé.
- Hij is gescheiden.
- C'est qui ?
- Wie is het/dat?
- Je me présente.
- Ik stel me voor.
- Je présente ma famille.
- Ik stel mijn familie voor.
- Je présente mon frère.
- Ik stel mijn broer voor.
- J'ai les cheveux bruns comme ma soeur.
- Ik heb bruin haar zoals mijn zus.
- J'ai les cheveux noirs comme mon frère.
- Ik heb zwart haar zoals mijn broer.
- J'ai les cheveux blonds comme mon père.
- Ik heb blond haar zoals mijn vader.
