Nectar - 2-3 havo/vwo - Hoofdstuk 7 - Eten
Woorden in deze lijst (101)
Origineel
- Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI)
- de hoeveelheid van een stof per kilogram lichaamsgewicht die je elke dag mag binnenkrijgen zonder dat je er ziek van wordt
- ADH
- de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van een voedingsstof
- alvleesklier
- orgaan dat in de buik tegen de onderkant van de maag ligt, maakt het verteringssap alvleessap
- alvleessap
- verteringssap uit de alvleesklier; het bevat enzymen die in de twaalfvingerige darm koolhydraten, eiwitten en vetten verder verteren
- aminozuren
- bouwstenen van eiwitten
- anorexia nervosa
- eetstoornis, waarbij patiënt niet kan stoppen met lijnen en daardoor heel erg mager wordt
- bacteriën
- kleine organismen, die voedselbederf of een voedselinfectie veroorzaken
- beschermende stoffen
- de groep voedingsstoffen in je voeding die je lichaam beschermen tegen ziektes: vitaminen en mineralen
- BMI (Body Mass Index)
- methode om te bepalen of je gewicht gezond is
- boulimia nervosa
- eetstoornis, waarbij patiënt last van vreetbuien heeft en het voedsel daarna weer uit hun lichaam willen krijgen
- bouwstoffen
- de groep voedingsstoffen die je nodig hebt voor groei en in stand houden van je lichaam: eiwitten, vetten, mineralen en water
- calcium
- mineraal, heb je als bouwstof nodig om botcellen te maken
- cariës
- ontstaan van gaatjes in tanden of kiezen doordat bacteriën suiker in je mond omzetten in zuur
- celdeling
- cellen splitsen zich in tweeën; bacteriën vermeerderen zich door celdeling
- cholesterol
- vetachtige stof die je lichaam gebruikt om cellen te maken; te veel cholesterol hoopt zich op in de bloedvaten, daardoor krijg je een hoge bloeddruk
- conserveermiddel
- stof die aan voedingsmiddelen toegevoegd worden, om het langer te kunnen bewaren
- conserveren
- het langer houdbaar maken van voedingsmiddelen, door leefomstandigheden voor schimmels en bacteriën zo slecht mogelijk te maken: verhitten, invriezen, drogen, luchtdicht (vacuüm) verpakken, gasverpakken en zoet, zuur, zout of een ander conserveermiddel toe te voegen
- darmflora
- bacteriën die in je dikke darm leven van de onverteerde stoffen
- darmplooien
- uitstulpingen aan de binnenkant van je dunne darm; zorgen voor een groot oppervlak, zodat voedingsstoffen goed opgenomen worden
- darmsap
- verteringssap uit de klieren in de wand van de dunne darm; het bevat enzymen voor het afmaken van de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten
- darmsapklieren
- klieren in de wand van de dunne darm die darmsap maken
- darmvlokken
- uitstulpingen op een darmplooi; hierdoor wordt het oppervlak van de darm nog groter
- dikke darm
- in de dikke darm wordt het meeste water uit de onverteerde resten gehaald; de darmflora zit in je dikke darm
- dioxine
- giftige stoffen die ontstaan door verbranding van stoffen met chloor erin
- dosis
- hoeveelheid die je van een stof binnenkrijgt, uitgedrukt in aantal milligram of microgram per kilogram lichaamsgewicht
- dosis-effect diagram
- diagram dat het verband laat zien tussen een dosis van een stof en het schadelijke effect van de stof
- dunne darm
- in de dunne darm wordt de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten afgemaakt door enzymen in het darmsap; de voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed
- eenzijdig eten
- als je elke dag hetzelfde eet en drinkt
- eetgewoonten
- wat je gewend bent te eten, hoe en wanneer je dat doet, je voorkeur voor wat je eet
- eetstoornis
- als je niet normaal eet
- eiwitten
- bouwstoffen voor je lichaam; zorgen voor de opbouw en het herstel van organismen
- endeldarm
- slaat ontlasting (poep) op; wordt afgesloten door de anus
- energie
- hebben organismen nodig voor levensprocessen, activiteit en om warm te blijven. Energie komt vrij bij de verbranding van energierijke stoffen
- energierijke stoffen
- de groep voedingsstoffen in je voeding waar je lichaam energie uit haalt: koolhydraten en vetten
- enzymen
- stof die een bepaalde reactie kan laten verlopen, bijvoorbeeld het afbreken van een grote voedingsstof; een enzym werkt het beste bij de optimumtemperatuur
- fluoride
- mineraal, heb je als bouwstof nodig om je tandglazuur sterker te maken
- fosfor
- mineraal, heb je als bouwstof nodig om je botten sterker te maken
- gebreksziekte
- een ziekte die ontstaat door een gebrek aan vitaminen en mineralen
- gal
- gal verdeelt vet in kleine druppeltjes zodat enzymen het vet beter kunnen verteren; de lever maakt gal en de galblaas slaat het op
- galblaas
- orgaan dat net onder de lever ligt; opslagplaats voor gal
- haarvaten
- hele kleine bloedvaatjes
- hartinfarct
- door een vernauwing in de bloedvaten (kransslagader) rond het hart komt er onvoldoende bloed bij het hart, waardoor een stukje van de hartspier afsterft
- hoge bloeddruk
- cholesterol hoopt zich op in de bloedvaten zitten, waardoor deze nauwer worden; het hart moet harder pompen om het bloed door die bloedvaten te laten stromen
- huig
- sluit je neusholte af tijdens het slikken
- kilocalorie (kcal)
- aanduiding voor de hoeveelheid energie in voeding; 1 kilocalorie is 4,2 kilojoules
- kilojoule (kJ)
- aanduiding voor de hoeveelheid energie; 1 kilojoule is 1000 joules
- koolhydraten
- zetmeel en suikers; energierijke voedingsstoffen die je nodig hebt om te bewegen en om warm te blijven
- kransslagaders
- slagaders om het hart
- LD50
- letale dosis; de dosis waarbij vijftig procent van de organismen sterft als ze aan de stof worden blootgesteld
- lever
- orgaan dat gal maakt
- maag
- de maag verzamelt en kneedt het voedsel; hier begint de vertering van eiwitten
- maagsap
- verteringssap uit klieren in de maagwand; bestaat uit enzymen die eiwitten verteren en een zuur dat bacteriën doodt
- maagzuur
- zuur in je maagsap dat veel bacteriën, die met je voedsel meekomen, doodt
- maximumtemperatuur
- hoogste temperatuur waarbij een enzymreactie kan verlopen; boven deze temperatuur gaat het enzym stuk
- mineralen
- bouwstoffen en beschermende stoffen voor je lichaam
- minimumtemperatuur
- laagste temperatuur waarbij een enzymreactie kan verlopen
- mondholte
- begin van het verteringsstelsel; hier wordt voedsel gekauwd en vermengd met speeksel
- no-effect-level
- dosis waaraan organismen langdurig kunnen worden blootgesteld zonder dat er schade optreedt
- ondergewicht
- je weegt te weinig, doordat je lichaam minder energierijke stoffen binnenkrijgt dan je verbruikt
- ontlasting
- ingedikte, onverteerde voedselresten (poep)
- optimumtemperatuur
- de temperatuur waarbij een enzym het beste werkt
- overgewicht
- je weegt te veel, doordat je meer energierijke stoffen binnenkrijgt dan je lichaam verbruikt
- parasieten
- organismen die alleen kunnen overleven op of in een ander organisme; kunnen ook in je voedsel voorkomen en je zo ziek maken
- pcb's
- giftige stoffen die ontstaan door verbranding van stoffen met chloor erin
- peristaltische bewegingen
- spierbewegingen in de wand van organen van je verteringsstelsel die de voedselbrij voortduwen en mengen
- productieketen
- de stappen in het hele productieproces van bijvoorbeeld voedingsmiddelen: van het land tot de klant
- schijf van vijf
- hulpmiddel bij het kiezen van gezonde voeding; bestaat uit vijf vakken, met in elk vak een groep voedingsmiddelen die voorbeelden van bepaalde voedingsstoffen bevatten
- schimmels
- organismen die bestaan uit pluizige draden; sommige soorten maken paddenstoelen. Schimmels kunnen voedselbederf veroorzaken
- slokdarm
- hierdoor gaat voedsel van de keelholte naar de maag; de wand bevat spieren die het voedsel naar de maag duwen
- speeksel
- verteringssap; bevat een enzym dat zetmeel verteert
- sporen
- voortplantingscellen van schimmels
- strotklepje
- sluit je luchtpijp af tijdens het slikken
- structuureiwitten
- eiwitten die ervoor zorgen dat je organen op de juiste plek in je lichaam blijven
- tandbederf
- ander woord voor cariës
- toxisch
- ander woord voor giftig
- toxinen
- giftige stoffen
- tussendoortjes
- wat je tussen de maaltijden door eet, zoals een chocoladereep, koek of appel
- twaalfvingerige darm
- in de twaalfvingerige darm komt alvleessap en gal bij het voedsel; koolhydraten, eiwitten en vetten worden (verder) verteerd
- vertering
- zo kleinmaken van voedingsstoffen dat ze kunnen worden opgenomen in het bloed
- verteringsstelsel
- bestaat uit onder andere slokdarm, maag en de dunne en dikke darm; taak is het kleiner maken van grote voedingsstoffen, zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen
- verteringssappen
- bevatten enzymen voor het verkleinen van grote voedingsstoffen
- vetten
- energierijke voedingsstoffen, bouwstoffen; heb je nodig om te bewegen en om warm te blijven en voor de opbouw van je cellen
- vitaminen
- beschermende voedingsstoffen; voorkomen dat je ziek wordt
- voedingsmiddel
- iets wat je eet of drinkt
- voedingsstoffen
- stoffen in voedingsmiddelen: koolhydraten (suiker, zetmeel), vetten, water, eiwitten, mineralen en vitaminen
- voedingsvezels
- (onverteerbare) stoffen uit brood, groente en fruit die ervoor zorgen dat de spieren in je darmen actief zijn, waardoor het eten beter verteert
- voedselbederf
- als er ongewenste schimmels en bacteriën op je eten groeien; van bedorven voedsel kun je ziek worden
- voedselinfectie
- ziekte die je oploopt door bedorven voedingsmiddelen te eten; gevolgen zijn buikpijn, braken en diarree
- voedselvergiftiging
- als je ziek wordt door giftige stoffen die bacteriën in je voedsel maken
- water
- bouwstof voor je lichaam
- ijzer
- mineraal, heb je als bouwstof nodig om rode bloedcellen te maken mineraal, heb je als bouwstof nodig om je tandglazuur sterker te maken
- zware metalen
- metalen met een hoge soortelijke massa, meestal giftig; bijvoorbeeld lood en cadmium
- allergenen
- eiwitten die een allergische reactie kunnen veroorzaken
- coeliakie
- voedselovergevoeligheid waarbij je geen gluten kunt verdragen
- dieet
- voorschrift voor wat je wel en niet mag eten
- pku
- ziekte waarbij je lichaam een bepaald eiwit niet kan afbreken, hierdoor ontstaan hersenbeschadigingen
- stofwisseling
- de ene stof omzetten in de andere, je lichaam zet stoffen uit je eten om in andere stoffen
- stofwisselingsziekte
- ziekte waarbij je lichaam een bepaalde stof niet kan omzetten
- voedselallergie
- als het afweersysteem tegen ziektes abnormaal sterk reageert op eiwitten uit voedsel
- voedselintolerantie
- als je bepaalde stoffen uit je voeding niet kunt verdragen, omdat je bepaalde enzymen niet of onvoldoende aanmaakt
- voedselovergevoeligheid
- als je ziek wordt van voedingsmiddelen die de meeste mensen gewoon kunnen verdragen