Nectar - 3 vmbo-gt - Hoofdstuk 3 - Organismen leven samen

Nectar - 3 vmbo-gt - Hoofdstuk 3 - Organismen leven samen

Woorden in deze lijst (91)

aanpassing
een eigenschap waardoor organismen bepaalde omstandigheden beter overleven
abiotische factoren
invloeden (factoren) uit de levenloze natuur zoals de grondsoort, de temperatuur, de vochtigheid en het zonlicht
afvaleters
consumenten die de resten van planten en dieren eten
atomen
de kleinste deeltjes waaruit moleculen zijn opgebouwd
bastvaten
buizen in de vaatbundel, waardoor water met glucose en andere voedingsstoffen van de bladeren naar alle plantendelen wordt vervoerd
biomassa
het totale gewicht aan vaste stoffen van een organisme, zonder water
biotische factoren
invloeden (factoren) uit de levende natuur
bladeren
organen van de plant waarin de fotosynthese plaatsvindt
bladgroenkorrels
groene korrels in het cytoplasma van plantencellen, die de fotosynthese uitvoeren; zitten in bladeren en stengels
bladmoes
weefsel in de bladeren van een plant, dat bestaat uit cellen met bladgroenkorrels
bloemen
organen van de plant die zorgen voor de voortplanting van de plant; in de bloemen ontstaan de zaden
bollen
korte stengel met dikke bladeren waarin de plant reservevoedsel opslaat
cellulose
bouwstof; heeft de plant nodig voor de groei (de opbouw van celwanden)
consumenten
de gebruikers (eters) van voedingsstoffen, dus de dieren en mensen
ecosysteem
alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied; dus het klimaat, de samenstelling van de bodem en de organismen die er leven
eiwitten
bouwstoffen; heeft de plant nodig voor de groei
energierijke stof
voedingsstof die energie bevat, bijvoorbeeld glucose, vetten, zetmeel en eiwitten
energieverlies
doordat energierijke voedingsstoffen worden verbrand, verdwijnt de energie die in die voedingsstoffen is vastgelegd
fotosynthese
proces waarbij bladgroenkorrels glucose maken: koolstofdioxide + water licht → glucose + zuurstof
gaswisseling
het opnemen en afgeven van gassen uit / aan de omgeving van een organisme
glucose
is plantensuiker, een energierijke voedingsstof. Glucose wordt door de fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt
grijppoten
klauwen van een vogel met lange nagels, waarmee ze hun prooi vastpakken en doden.
haaksnavel
kromme snavel van een roofvogel waarmee prooien in stukken worden gescheurd
hoektanden
grote tanden waarmee vleeseters hun prooi kunnen doden
houtvaten
buizen in een vaatbundel waardoor water met opgeloste mineralen van de wortel omhoog, naar alle plantendelen wordt vervoerd
huidmondjes
openingen in de opperhuid van bladeren en stengels van een plant, waardoor uitwisseling van gassen en verdamping van water plaatsvindt
individu
één enkel organisme
isolatie
het vasthouden van de lichaamswarmte in de kou door een luchtlaagje of door een vetlaag. Bij warmte zorgt isolatie voor het minder snel opwarmen van een dier
kegelsnavel
stevige snavel waarmee een vogel gemakkelijk zaden open kan breken
kiem
het jonge plantje in het zaad
kleurkorrels
korrels in delen van planten met rode, oranje of gele kleurstoffen
klimplanten
planten die met hechtwortels omhoog klimmen om voldoende licht op te vangen
klimpoten
poten van een vogel met tenen naar voren en naar achteren, waarmee ze op en neer langs boomstammen lopen
knipkiezen
de kiezen van vleeseters; ze knippen als een schaar vlees van de botten af
knollen
delen van wortels of stengels waarin reservevoedsel zit opgeslagen
koolstof
deeltje waaruit glucose is opgebouwd, aangeduid met C
koolstofdioxide
dit gas hebben planten nodig voor de fotosynthese; het komt vrij bij de verbranding
koolstofkringloop
kringloop waarbij koolstof in de vorm van glucose van planten naar dieren wordt doorgegeven en in de vorm van koolstofdioxide weer van dieren en andere organismen naar planten gaat
kringloop van fotosynthese en verbranding
de stoffen die ontstaan bij fotosynthese worden weer gebruikt bij de verbranding; de stoffen die ontstaan bij verbranding worden weer gebruikt bij fotosynthese
levensgemeenschap
alle organismen samen in een ecosysteem leven
mineralen
voedingszouten uit de bodem
moleculen
deeltjes waaruit een stof is opgebouwd
nerven
vaatbundels door het blad, geven blad stevigheid en zorgen voor vervoer van stoffen
nitraat
een stikstofmineraal; planten gebruiken dit om eiwitten te maken voor de groei
opperhuid
bovenste vettige laag van een blad, beschermt blad tegen beschadigingen
pincetsnavel
dunne puntige snavel waarmee gemakkelijk insecten uit spleetjes kunnen worden gepikt
piramide van aantallen
schema waarin de aantallen organismen van een voedselketen worden aangegeven met de grootte van de laag in de piramide
piramide van biomassa
schema waarin het gewicht van de vaste stoffen van de organismen in een voedselketen wordt weergegeven met de grootte van de laag in de piramide
plooikiezen
de kiezen van planteneters; hebben harde richels op het kauwvlak om plantencellen kapot te malen
populatie
alle organismen van dezelfde soort die leven in een bepaald ecosysteem
producenten
de makers van voedingsstoffen, dus de groene planten
reducenten
schimmels en bacteriën; deze breken resten van planten en dieren af tot mineralen.
reservevoedsel
voedingsstoffen die planten opslaan, om na de winter weer uit te kunnen lopen
rokken
bladeren van een bol waarin reservevoedsel zit opgeslagen
schakel
ieder organisme in een voedselketen
snijtanden
tanden waarmee organismen bijten
steltpoten
lange poten van een vogel met lange tenen, waarmee ze gemakkelijk in hoog gras lopen of waden in ondiep water
stengel
orgaan van een plant dat de plant rechtop houdt. In de stengel liggen de vaatbundels
stikstofkringloop
kringloop waarbij stikstof in de vorm van eiwitten van planten naar dieren wordt doorgegeven en in de vorm van mineralen weer van dieren en andere organismen naar planten gaat
suiker
reservevoedsel van een plant
vaatbundel
bundel met hout- en bastvaten in de wortels, stengels en bladeren (nerven) waardoor sapstromen
vaten
smalle buisjes in wortel, stengel en blad van een plant, waardoor water stroomt
verbranding
proces waarbij glucose stukgemaakt wordt, waardoor energie vrijkomt voor het organisme: glucose + zuurstof → energie + water + koolstofdioxide
vetten
reservevoedsel van een plant
vitamines
beschermende stoffen; zorgen ervoor dat processen in de plant goed verlopen
voedselketen
reeks organismen die van elkaar leven. Elk organisme is een schakel in de keten
voedselkringloop
de kringloop van mineralen en andere voedingsstoffen: producenten (planten) → consumenten (dieren en mensen) → reducenten (bacteriën en schimmels) → producenten (planten)
voedselpiramide
zie piramide van aantallen
voedselrelatie
welke organismen in een ecosysteem elkaar opeten
voedselweb
schema waarin wordt staat hoe verschillende voedselketens met elkaar verbonden zijn
voorjaarsbloeier
plant die groeit en bloeit in het voorjaar als bomen nog geen bladeren hebben, zodat hij voldoende licht kan opvangen
warmbloedig
dieren houden hun lichaamstemperatuur constant op een bepaalde temperatuur
water
is nodig bij de fotosynthese om glucose te maken, voor vervoer van stoffen en voor stevigheid van de plant
waterstof
deeltje waaruit glucose en water zijn opgebouwd, aangeduid met H
weefsel
een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie (taak)
wintervacht
dikkere vacht in de winter waarin tijdens die koudere periode meer stilstaande lucht blijft zitten
woestijnplanten
planten die waterverlies door extreme hitte voorkomen door het hebben van geen of kleine blaadjes, bladeren met een dikke waslaag, behaarde of leerachtige blaadjes
wortel
ondergrondse deel van plant, hiermee staat de plant stevig in de grond. Met de wortels zuigt een plant water en mineralen op
wortelharen
microscopisch kleine haartjes aan het uiteinde van de wortels, waarmee een plant water en mineralen kan opnemen uit de bodem
wortelrozetten
planten waarvan de bladeren plat op de grond liggen, zodat er geen andere planten kunnen groeien op dezelfde plaats
zaden
bevatten veel reservevoedsel; in een zaadje bevindt zich het kiempje: het nieuwe plantje
zeefsnavel
snavel van een watervogel met ribbels op de randen, om kleine plantjes en diertjes uit het water op te zeven
zetmeel
reservevoedsel van plant
zetmeelkorrel
kleurloze korrels waarin de reservestof zetmeel wordt opgeslagen
zuigkracht
van de bladeren ontstaat doordat er water in de bladeren verdampt. Dit waterverlies wordt steeds aangevuld met het water uit de houtvaten: er ontstaat een waterstroom naar boven
zwempoten
poten van een vogel met zwemvliezen tussen de tenen
zuurstof
dit gas komt vrij bij de fotosynthese; het gas is nodig bij verbranding
bioluminescentie
dieren zenden licht uit; komt veel voor bij dieren in de diepzee
hemoglobine
stof in rode bloedcellen; bindt zuurstof in de longen en geeft dit af in andere organen
longen
in dit orgaan gaat zuurstof vanuit de lucht in het bloed
rode bloedcellen
cellen in het bloed die zuurstof vervoeren
Hoi Gast!