BvJ - 4 vmbo-gt (8.0) deel a - Planten - Voortplanting
Woorden in deze lijst (20)
Origineel
- bloemkelk
- Bestaat uit kelkbladeren.
- bloemkroon
- Bestaat uit kroonbladeren.
- bol
- Verdikt blad, bijv. de rokken van een ui.
- enten
- Een deel van de ene plant (de ent) op een deel van een andere plant (de onderstam) plaatsen.
- helmdraad
- Onderdeel van een meeldraad; draagt de helmknop.
- helmknop
- Onderdeel van een meeldraad; hierin ontstaat stuifmeel.
- kelkbladeren
- Vaak groengekleurde delen van een bloem; beschermen de bloem als deze nog in de knop zit.
- knol
- Verdikte stengel of wortel, bijv. aardappels.
- kroonbladeren
- Vaak opvallend gekleurde delen van een bloem; lokken insecten aan.
- meeldraad
- Mannelijk voortplantingsorgaan van planten.
- stamper
- Vrouwelijk voortplantingsorgaan van planten; bestaat uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel.
- stekken
- Een stuk van een stengel of blad afsnijden om uit te laten groeien tot een nieuwe plant.
- stempel
- Bovenste deel van een stamper; hier komt bij de bestuiving stuifmeel terecht.
- stijl
- Middelste deel van een stamper; hier groeit de stuifmeelbuis doorheen naar de eicel.
- stuifmeel
- Bestaat uit stuifmeelkorrels.
- stuifmeelkorrel
- Mannelijke geslachtscel van planten.
- uitloper
- Horizontaal groeiende stengel boven de grond waaraan op bepaalde plaatsen jonge planten ontstaan.
- vruchtbeginsel
- Onderste deel van een stamper; hierin liggen de zaadbeginsels; groeit na de bevruchting uit tot een vrucht.
- wortelstok
- Horizontaal groeiende stengel onder de grond waaraan op bepaalde plaatsen jonge planten ontstaan.
- zaadbeginsel
- Hierin ontstaat een eicel; groeit na de bevruchting uit tot een zaad.