Zinnen hoofdstuk 2C en G
6keer geoefend
Woorden in deze lijst (18)
Origineel
- Tu as des frères et soeur?
- Heb je broers en zussen?
- Oui, j'ai deux frères et une petite soeur
- Ja, ik heb twee broers en een kleine zus
- Comment elle s'appele, ta petite soeur?
- Hoe heet jouw zusje?
- Elle s'appele Julie
- Zij heet Julie
- Elle est comment?
- Hoe is zij?
- Elle est sympa
- Zij is aardig
- Qu'est que vous aimez faire ensemble?
- Wat doen jullie graag samen?
- On aime faire du sport
- Wij vinden het leuk om te sporten
- Vous avez une animal?
- Hebben jullie een dier?
- Oui, nous avons un chien, Boris. Il est vieux
- Ja, wij hebben een hond, Boris. Hij is oud
- Tu habiter où?
- Waar woon jij?
- J'habite à Pau
- Ik woon in Pau
- Tu habites dans un appartement?
- Woon jij in een flat?
- Non, j'habite dans une ferrme
- Nee, ik woon in een boerderij
- Comment est ta chambre?
- Hoe is jouw slaapkamer?
- Elle est grande
- Zij is groot
- Tu es souvent dans ta chambre?
- Ben jij vaak in je slaapkamer?
- Oui, pour faire mes devoirs
- Ja, om mijn huiswerk te maken
