Unit 1 - Lesson 5 - Writing - NL/ENG
Woorden in deze lijst (26)
Origineel
- beschrijven
- to describe
- beugel
- braces
- eruitzien
- to look like
- gaatjes in de oren
- pierced ears
- glimlachen
- to smile
- knap (uiterlijk)/knap
- good-looking
- kort
- short
- lang
- long
- lelijk
- ugly
- oorbellen
- earrings
- paardenstaart
- ponytail
- pukkel
- spot
- steil
- straight
- veranderen
- to change
- Ik heb lang, blond, krullend haar.
- I've got long blonde, curly hair.
- Zij is een blondine.
- She is a blonde.
- Zij is een brunette.
- She is a brunette.
- Zij is een roodharige.
- She is a redhead.
- Zij heeft een lichte huid met sproeten.
- She's got fair skin with freckles.
- Zij heeft een donkere huid met sproeten.
- She's got dark skin with freckles.
- Ik heb een donkere huid.
- I'm dark-skinned.
- Mama heeft groene ogen en een bril.
- Mum's got green eyes and glasses.
- Hij heeft een gemiddelde lengte.
- He's of average height.
- Ik ben slank.
- I'm slender.
- Ik heb een gemiddeld postuur.
- I'm of average build.
- Ik lijk precies op mijn vader.
- I look just like my father.