ZugSpitze - 4 VWO - Fertigkeiten - Sprechen - Vokabelliste 2

ZugSpitze - 4 VWO - Fertigkeiten - Sprechen - Vokabelliste 2

Woorden in deze lijst (54)

iedereen moet iets voorbereiden.
Alle müssen etwas vorbereiten.
beginnen
anfangen (fängt an – hat angefangen)
ophouden/stoppen
aufhören/stoppen
Een ogenblik!
Einen Augenblick, bitte!
beweren
behaupten
de bezoeker
der Besucher/die Besucher
beschouwen als
betrachten als
voordat
bevor/ehe
Voordat we stoppen, drinken we iets.
Bevor/Ehe wir aufhören, trinken wir etwas.
het succes
der Erfolg/die Erfolge
klaar
fertig
Hij heeft gelukkig geen vijanden.
Er hat zum Glück keine Feinde.
gratis
kostenlos/gratis/umsonst
Zorgen jullie voor het eten?
Kümmert ihr euch um das Essen?
Ja, we zorgen daarvoor.
Ja, wir kümmern uns darum.
nadat
nachdem
het nadeel
der Nachteil/die Nachteile
het voordeel
der Vorteil/die Vorteile
onlangs
neulich
zonder jou
ohne dich
Het programma duurt vijf uur.
Das Programm dauert fünf Stunden.
het publiek
das Publikum
per se
unbedingt
gebruikelijk
üblich
trouwens
übrigens
deelnemen aan/meedoen met
teilnehmen an (nimmt teil – teilgenommen)
Zij doet met het programma mee.
Sie nimmt am Programm teil.
de deelnemer
der Teilnehmer/die Teilnehmer
om kwart over acht
Um Viertel nach acht
Om tien voor twaalf is het afgelopen.
Um zehn vor zwölf ist es zu Ende.
beloven
versprechen (verspricht – versprochen)
proberen
versuchen/probieren
afzien van
verzichten auf (+4)
We zien af van jouw aanbod.
Wir verzichten auf dein Angebot.
het voorstel
der Vorschlag/die Vorschläge
een voorstel doen
einen Vorschlag machen
voorstellen
vorschlagen (schlägt vor - vorgeschlagen)
bovendien
zudem/außerdem
allereerst
zuerst/zunächst
de toeschouwer
der Zuschauer/die Zuschauer
's avonds
abends/am Abend
's morgens
morgens/am Morgen
tussen de middag
mittags/zur Mittagszeit
's middags
nachmittags/am Nachmittag
's ochtends
vormittags/am Vormittag
het drankje
das Getränk/die Getränke
de knabbels
die Knabbereien
lui zijn
faulenzen
hard werken
hart arbeiten
de uitgang
der Ausgang
de ingang
der Eingang
de ingang bewaken
den Eingang überwachen/bewachen
de vijand
der Feind/die Feinde
de vriend
der Freund/die Freunde