Lernliste Niederländisch – Deutsch

Fenne

Woorden in deze lijst (58)

Origineel

de film: der Film/die Filme
de ingang: der Eingang
de kookcursus: der Kochkurs
de optocht: der Umzug
het plan: der Plan/die Pläne
het pretpark: der Freizeitpark
de tip: der Tipp/die Tipps
de uitgang: der Ausgang
de wandeling: der Spaziergang
de wedstrijd: der Wettkampf
het entreekaartje: die Eintrittskarte/die Eintrittskarten
het feest: die Party/die Partys
de tocht: der Ausflug
het idee: die Idee
de klimhal: die Kletterhalle
de bioscoop: das Kino
het concert: das Konzert
het festival: das Festival
de training: das Training
de voetbalwedstrijd: das Fußballspiel
het weekend: das Wochenende
het zomerkamp: das Sommercamp
zich aanmelden: sich anmelden
besteden: verbringen
klimmen: klettern
reserveren/bespreken: reservieren
een uitstapje maken: einen Ausflug machen
vervelen: sich langweilen
winkelen: shoppen
zin hebben in: Lust haben auf
's avonds: am Abend/abends
's middags: am Nachmittag/nachmittags
's morgens: am Morgen/morgens
's nachts: in der Nacht/nachts
helaas: leider
interessant: interessant
in oktober: im Oktober
afspreken: sich verabreden
bezoeken: besuchen
leuk vinden: Spaß machen
naar het museum gaan: ins Museum gehen
gegaan: gegangen
de plaats: der Platz
het ticket: das Ticket/die Tickets
meestal: meist
saai: langweilig
vaak: oft
toll: toll
eerste: erste
tweede: zweite
derde: dritte
vierde: vierte
vijfde: fünfte
zesde: sechste
zevende: siebte
achtste: achte
negende: neunte
tiende: zehnte