4.3 evolutie

4.3 evolutie

nina
11

Woorden in deze lijst (27)

evolutie
de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
drie basis regels van evolutie theorie
genetische variatie. natuurlijke variatie. voortplanting
genetische variatie
recombinatie en mutatie
natuurlijke selectie (survival of the fitest)
het dier met de beste adaptatie heeft meer kans op voortplanting succes
voortplanting
moet plaatsvinden om gunstige eigenschappen door te geven
soort
organisme die zich onderling samen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen produceren (een soort kan bestaan uit verschillende rassen)
populaitie
groep individuen van de zelfde soort die leven in het zelfde gebied en samen voortplanten
gene flow
uitwisseling van genen tussen verwante populatie door immigratie en/of onderlinge voortplanting
genenpool
totaal van alle allelen van alle individuen in een populatie
allelfrequentie
hoe vaak een allel in de popular voorkomt (getal tussen 0 en 1 )
regel hardy wienberg
1) er is geen immigratie 2) gelijke kans op geslachtscellen 3) er is geen selectiedruk 4) geen mutaties 5) willekeurige voortplanting
inteeld
voortplanting binnen een familie waardoor bepaalde allelen heel veel aanwezig zijn.
veranderende allelfrequentie express
door inteeld
veranderende allelfrequentie bij toeval
door geneticdrift
2 soorten geneticdrift
1)flessenhalseffect. 2)foundereffect
flessenhalseffect
kleinere populatie krijgt andere genenpool dan de oorspronkelijke populatie
foundereffect
klein deel van een populatie vestigt zich in een nieuw gebied en plant alleen met elkaar voor
verschil
Flessenhalseffect scheiden door milieu. Foundereefect scheiden door keuzen
onstaan van nieuwe soort
-> Reproductieve isolatie -> Genetishe variatie -> Natuurlijke selectie ->voortplanting
Reproductieve isolatie (groepen scheiden)
1) Geografische isolatie (allopatrische soort vorming) -> bijv. eilandtheorie 2) Isolatie op basis van gedrag of dag en nacht ritme (sympatrische soort vorming)
Eilandtheorie
1) Des te groter het eiland des te groter de biodiversieteit -> hoge immigratie 2) Des te groter de afstand van het vaste land Des te kleiner het aantal soorten -> lage immigratie
bewijzen voor evolutie theorie
- fosielen -> versteende overblijfselen in aardlagen - verwantschap
Verwantschap
- Homologe structuren (zelfde vorm, niet zelfde functie) - Analoge structuren (niet zelfde bouw, wel zelfde functie) - Rudimentaire structure (structure met verloren fuctie bijv. het stuitje was vroeger staart) -DNA analyse
DNA analyse
kun je voorouders mee achter halen Clade-> schematische weergaevn van de verwantschappen tussen soorten
Micro-evolutie
verandering van allelfrequentie in een populatie: hierdoor evolueert de soort
Macro-evolutie
ontstaan van nieuwe soorten
Co-evolutie
een evoluerende soort beïnvloedt de evolutie van een andere soort (bijv. bij en bloemen)
Hoi Gast!