Nectar - 2 vmbo-kgt - Hoofdstuk 11 - Voortplanting

Nectar - 2 vmbo-kgt - Hoofdstuk 11 - Voortplanting

Woorden in deze lijst (74)

aangeboren aandoening
aandoening die je vanaf je geboorte hebt
aanleg
van sommige eigenschappen is alleen de aanleg erfelijk, je moet nog wel goed oefenen om de eigenschap (bijvoorbeeld judoën) echt goed te kunnen
abortus
het embryo uit de baarmoeder weg laten halen
anticonceptiepleister
voorbehoedmiddel; een pleister die hormonen afgeeft via de huid, waardoor er geen eicel rijpt
baarmoeder
orgaan in de buik van een vrouw, waarin een baby kan groeien
baarmoedermond
begin van de baarmoeder
baarmoederslijmvlies
slijmvlies aan de binnenkant van de baarmoeder; wordt dikker als een eicel rijpt; tijdens de menstruatie wordt het verdikte baarmoederslijmvlies afgestoten
balzak
hierin zitten de zaadballen en bijballen
bevruchting
versmelten van de kern van de eicel met de kern van de zaadcel; vindt plaats in de eileider
bijballen
hierin worden de zaadcellen opgeslagen
chromosomen
soort draden in de kernen van cellen; bevatten de hele ‘bouwbeschrijving’ van een mens
condoom
voorbehoedmiddel; soort hoesje om de penis dat het sperma met zaadcellen opvangt; condooms beschermen tegen soa’s
eeneiige tweeling
ontstaat uit één bevruchte eicel; de baby’s zijn altijd van hetzelfde geslacht
eicellen
vrouwelijke voortplantingscellen; liggen in de eierstokken
eierstokken
vrouwelijke geslachtsorganen waarin eicellen rijpen
eileider
vervoert de eicel naar de baarmoeder; in de eileider(s) vindt de bevruchting plaats
eisprong
vrijkomen van een eicel uit een eierstok; een ander woord is ovulatie
embryo
zo heet het bolletje cellen dat innestelt in het baarmoederslijmvlies, tot twaalf weken zwangerschap
erectie
de penis wordt stijf doordat de zwellichamen zich met bloed vullen
erfelijke aandoening
aandoening die van ouders op kinderen overerft
erfelijke eigenschappen
eigenschappen die vastliggen in de genen; ouders kunnen deze doorgeven aan hun kinderen
fenotype
dat wat je ziet van een eigenschap, bijvoorbeeld zwart haar
foetus
het ongeboren kind vanaf de twaalfde week van de zwangerschap
geslachtschromosomen
X- en Y-chromosoom die het geslacht bepalen; voor de man XY en voor de vrouw XX
innesteling
bolletje cellen dat na de bevruchting is ontstaan, gaat vastzitten in het baarmoederslijmvlies
menstruatie
elke maand komt er bloed met wat slijm uit de vagina
menstruatiecyclus
gebeurtenissen in het lichaam van een meisje/vrouw van de ene menstruatie tot de volgende
miskraam
de ongeboren baby gaat dood door afwijkingen of ziekte
moederkoek
ander woord voor placenta; zie bij ‘placenta’
morning-afterpil
pil die de vrouw kan slikken tot 72 uur nadat ze seks heeft gehad zonder voorbehoedmiddel en niet zwanger wil worden
nageboorte
laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten
natte droom
zaadlozing tijdens de slaap
navelstreng
hiermee is de foetus met de placenta verbonden; in de navelstreng lopen de bloedvaten van het ongeboren kind
niet-erfelijke eigenschappen
eigenschappen die je niet van je ouders erft, maar die je helemaal zelf bepaalt
ongesteld
ander woord voor menstruatie; zie bij ‘menstruatie’
ontsluiting
eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën
ovulatie
ander woord voor eisprong; zie bij ‘eisprong’
pil
voorbehoedmiddel; hierin zitten hormonen die voorkomen dat een eicel rijpt
placenta
orgaan waarmee embryo/foetus en de moeder met elkaar verbonden zijn; hierin worden stoffen uitgewisseld tussen moeder en kind
prostaat
voegt zaadvocht toe aan de zaadcellen en knijpt de urinebuis dicht tijdens een zaadlozing
rijpen
eicellen gaan voor het eerst in de puberteit rijpen; vanaf dat moment is een meisje vruchtbaar
sperma
mengsel van zaadvocht en zaadcellen
spiraaltje
voorbehoedmiddel; een soort ankertje met koperdraad of hormonen dat in de baarmoeder geplaatst wordt; door het spiraaltje worden de zaadcellen minder vruchtbaar en kan de bevruchte eicel niet innestelen
staafje
voorbehoedmiddel; een klein staafje dat onder de huid geplaatst wordt en hormonen afgeeft, waardoor er geen eicel rijpt
sterilisatie
afsluiten van de eileiders bij vrouwen of zaadleiders bij mannen; dit gebeurt in het ziekenhuis
syndroom van Down
mensen met deze aandoening hebben een chromosoom te veel in hun cellen
twee-eiige tweeling
ontstaat uit twee bevruchte eicellen
uitdrijving
begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte
urinebuis
hierdoor verlaat urine of sperma de penis; bij meisjes is dit de ‘buis’ naar de blaas
vagina
plaats waar onder andere bij ongesteldheid bloed naar buiten gaat
vlokkentest
een arts zuigt cellen van de foetus uit de placenta op; de chromosomen van de cellen worden onderzocht op erfelijke aandoeningen
voorbehoedmiddel
middel om te voorkomen dat de vrouw zwanger raakt, bijvoorbeeld een condoom of de pil
voortplantingscellen
cellen die voor de voortplanting zijn: zaadcellen en eicellen
vruchtbaar
als een jongen zijn eerste zaadlozing heeft en bij een meisje voor het eerst een eicel rijp wordt; je kunt je dan voortplanten
vruchtbare periode
tijd rond een eisprong waarin een vrouw zwanger kan worden
voorvocht
vocht dat uit de penis komt vóór de zaadlozing; hierin kunnen zaadcellen zitten
vruchtvliezen
vliezen om het vruchtwater heen
vruchtwater
vocht binnen de vruchtvliezen, waarin het ongeboren kindje drijft; beschermt het ongeboren kind tegen stoten
vruchtwaterpunctie
een arts zuigt een beetje vruchtwater met cellen van de foetus uit de baarmoeder; de chromosomen van de cellen worden onderzocht op erfelijke aandoeningen
weeën
samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand; de baarmoedermond gaat door weeën open
zaadballen
geslachtsorganen van de man die zaadcellen maken
zaadblaasjes
voegen zaadvocht toe aan de zaadcellen
zaadcellen
mannelijke voortplantingscellen; worden gemaakt in de zaadballen en opgeslagen in de bijballen
zaadleiders
vervoeren zaadcellen vanuit de bijballen en zaadvocht vanuit de zaadblaasjes en prostaat naar de urinebuis
zaadlozing
bij een zaadlozing merkt een jongen dat hij vruchtbaar is; zaadcellen komen via de penis naar buiten
zwanger
in de baarmoeder groeit een baby; de menstruatiecyclus stopt dan
zwellichamen
liggen in de penis en bevatten veel bloedvaten; doordat extra bloed naar de zwellichamen gaat ontstaat een erectie
dominant
overheersende gen van de twee genen voor een eigenschap
fenotype
dat wat je ziet van een eigenschap, bijvoorbeeld blauwe ogen
heterozygoot
iemand heeft twee ongelijke genen voor een eigenschap, bijvoorbeeld bruin/blauw voor oogkleur
homozygoot
iemand heeft twee gelijke genen voor een eigenschap, bijvoorbeeld blauw/blauw voor oogkleur
gen (genen)
klein stukje van een chromosoom met daarop de informatie voor één eigenschap
genotype
informatie van de twee genen samen voor een eigenschap
recessief
onderdrukte gen van de twee genen voor een eigenschap
Hoi Gast!