Na klar! 3 HAVO B - Dresden/Leipzig - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel
0keer geoefend
Woorden in deze lijst (31)
Origineel
- Pardon, mag ik u/je iets vragen?
- Entschuldigung, darf ich Sie/dich etwas fragen?
- Maar natuurlijk. Wat wil je weten?
- Aber natürlich. Was möchtest du wissen?
- Hoe kan ik je helpen?
- Wie kann ich dir helfen?
- Weet u/Weet je waar hier een bank is?
- Wissen Sie/Weißt du, wo es hier eine Bank gibt?
- Ik wijs je de weg.
- Ich zeige dir den Weg.
- De bank bevindt zich op het marktplein/tegenover het centraal station.
- Die Bank befindet sich am Marktplatz/gegenüber dem Hauptbahnhof.
- Is hier ook een bushalte in de buurt?
- Ist hier auch eine Bushaltestelle in der Nähe?
- Die is hier om de hoek.
- Die ist hier um die Ecke.
- Hoe kom ik bij de dierentuin?
- Wie komme ich zum Zoo?
- Je gaat hier steeds rechtdoor.
- Du gehst hier immer geradeaus.
- Je gaat bij de kruising/de rotonde rechts.
- Du gehst an der Kreuzung/am Kreisverkehr rechts.
- Bij het volgende verkeerslicht links.
- An der nächsten Ampel links.
- De tweede/derde straat weer rechts.
- Die zweite/dritte Straße wieder rechts.
- Na het winkelcentrum ga je naar links.
- Nach dem Einkaufszentrum gehst du links.
- Voor het tankstation rechts.
- Vor der Tankstelle rechts.
- Bij de rotonde rechtsaf slaan.
- Am Kreisverkehr rechts abbiegen.
- Weet u/weet jij misschien ook de weg naar het zwembad?
- Kennen Sie/Kennst du vielleicht auch den Weg zum Schwimmbad?
- Je loopt door het park.
- Du gehst durch den Park.
- Je loopt over de brug.
- Du gehst über die Brücke.
- Je loopt tot verkeerslicht/tot het hotel.
- Du gehst bis zur Ampel/bis zum Hotel.
- Je steekt de straat over.
- Du überquerst die Straße.
- Het zwembad is na ongeveer honderd meter aan de linker kant.
- Das Schwimmbad ist nach etwa hundert Metern auf der linken Seite.
- Bedankt voor de informatie./Hartelijk bedankt voor uw hulp. Dag.
- Danke schön für die Informationen./Vielen Dank für Ihre Hilfe. Tschüss.
- Graag gedaan./Alsjeblieft. Tot ziens.
- Gern geschehen./Bitte sehr. Auf Wiedersehen.
- Ik woon in een flat/in een rijtjeshuis.
- Ich wohne in einem Hochhaus/Reihenhaus.
- Ik woon in een dorp/op het platteland/in een kleine stad/in het centrum.
- Ich wohne in einem Dorf/auf dem Land/in einer Kleinstadt/im Zentrum.
- De metro/de tram rijdt elke tien minuten naar de stad/naar het station.
- Die U-Bahn/die Straßenbahn fährt alle zehn Minuten in die Stadt/zum Hauptbahnhof.
- De bus rijdt drie keer per uur.
- Der Bus fährt dreimal pro Stunde.
- De rit duurt een kwartier.
- Die fahrt dauert eine Viertelstunde.
- Ik ga met de fiets/met de bus/met de trein.
- Ich fahre mit dem Fahrrad/dem Bus/dem Zug.
- Ik ga te voet naar school.
- Ich gehe zu Fuß zur Schule.
